RFR 2015/4
Wet Bopz. Wat dient getoetst te worden bij een verzoek om een beoordeling van de omzetting van een voorwaardelijke machtiging in een voorlopige machtiging ex art. 14e Wet Bopz?
HR 17-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2996
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 oktober 2014
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/01330
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS919666:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2996, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑10‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1735, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑06‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑03‑2014
- Wetingang
Art. 14 d, 14 e Wet Bopz; art. 5 lid 4 EVRM
Essentie
Wet Bopz. Bescherming meerderjarige.
Wat dient getoetst te worden bij een verzoek om een beoordeling van de omzetting van een voorwaardelijke machtiging in een voorlopige machtiging ex art. 14e Wet Bopz?
Samenvatting
Voor betrokkene is in oktober 2013 een voorwaardelijke machtiging van zes maanden verleend. Drie weken later heeft de geneesheer-directeur besloten betrokkene onvrijwillig te laten opnemen en is de voorwaardelijke machtiging geconverteerd in een voorlopige machtiging. Betrokkene heeft vervolgens verzocht om een rechterlijke toets van deze beslissing. Na de zitting van 5 december 2013 – in welk kader tevens is gevraagd om een verklaring voor recht dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.