NJB 2021/19:Vormverzuimen die zijn begaan bij ‘het voorbereidend onderzoek’ tegen de verdachte, art. 359a Sv: ingevolge art. 132 Sv moet daaronder worden verstaan het onderzoek dat voorafgaat aan de behandeling ter terechtzitting. Onder die vormverzuimen zijn in het bijzonder ook begrepen normschendingen bij de opsporing. Daarbij dient op grond van artikel 132a Sv onder opsporing te worden verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen. In casu kon het hof oordelen dat betrokkene 1 in de woning van de verdachte geen activiteiten verrichtte die kunnen worden aangemerkt als opsporing als bedoeld in artikel 132a Sv. Daartoe is van belang dat betrokkene, die in het dagelijkse leven werkzaam is als politiefunctionaris, in privétijd een vriendschappelijk bezoek bracht aan de verdachte, en dat betrokkene naar aanleiding van hun gesprek, waarbij bij betrokkene de gedachte rees dat zijn vriend wel eens bezig kon zijn met het kweken van hennep, de trap is opgelopen en een hennepkwekerij heeft aangetroffen op de slaapkamer. Betrokkene heeft vervolgens vier of vijf weken later, na overleg met een vertrouwenspersoon en zijn lijnchef, een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt; op grond van de informatie daarin is het opsporingsonderzoek gestart, waarbij rechtmatig de woning is betreden en de kwekerij is ontmanteld