Rb. Amsterdam, 10-12-2014, nr. AWB - 14 , 1808
ECLI:NL:RBAMS:2014:8334
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
10-12-2014
- Zaaknummer
AWB - 14 _ 1808
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2014:8334, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 10‑12‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 10‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Verzending besluit onvoldoende aannemelijk Verweerder heeft de verzending van het primaire besluit op 17 september 2013 onvoldoende aannemelijk gemaakt. Immers, twijfel is gerezen of de verzending van het primaire besluit middels het geautomatiseerde systeem heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat de geautomatiseerde verzending in de praktijk niet altijd foutloos blijkt te werken. Daarbij heeft verweerder ter zitting gemeld dat er soms onderhoud aan de couverteermachine wordt gepleegd en dat dan mensen het werk overnemen, waarbij fouten gemaakt kunnen worden. Hierdoor kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/1808
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2014 in de zaak tussen
[eisers 1], te Amsterdam, eiseres 1
(gemachtigde: mr. E.C. Gelok),
[eiseres 2], eiseres 2,
en
de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: C. de Jong).
Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om vergoeding van 24 extra uren rechtsbijstand afgewezen.
Bij besluit van 20 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2014. Eiseres 1 en haar gemachtigde, tevens eiseres 2, zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na sluiting van het onderzoek ter zitting bleek dat de gemachtigde van eiseres niet was verschenen vanwege onduidelijke berichtgeving over de aanvangstijd. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Een nadere zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2014. Op deze zitting is verschenen de gemachtigde van eiseres 1, tevens eiseres 2. Verweerder is niet verschenen.
Overwegingen
1. De rechtbank stelt vast dat het onderhavige beroep is ingesteld door zowel eiseres 1 als door haar gemachtigde, eiseres 2. Ter zitting op 10 november 2014 is gemeld dat de zaak waarvoor de extra uren rechtsbijstand zijn aangevraagd op 28 oktober 2014 is afgerond. Gelet daarop heeft eiseres 1 geen belang meer bij de behandeling van het beroep. Het beroep van eiseres 1 is daardoor niet-ontvankelijk.
2. De rechtbank ziet aanleiding verweerder in de door eiseres 1 gemaakte proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 487,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
3. Deze uitspraak betreft daarom verder enkel het beroep dat is ingesteld door eiseres 2.
4.1
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres 2 bij brief van 4 november 2013, en daarmee buiten de bezwaartermijn, bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit.
4.2
Eiseres 2 voert aan dat het primaire besluit van 17 september 2013 pas op 30 oktober 2013 door verweerder op de juiste wijze bekend is gemaakt. Ze stelt zich op het standpunt dat verweerder de verzending van het primaire besluit onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres 2 heeft diverse andere keren ervaren dat de verzending van besluiten door verweerder niet juist verloopt. Zo zijn op 2 april 2014 op haar kantoor 14 besluiten van verweerder ontvangen, waarvan enkel het eerste besluit was gericht aan een van haar kantoorgenoten. Op 2 juli 2014 heeft eiseres 2 hiervan schriftelijk melding gemaakt bij verweerder, evenals van het regelmatig niet ontvangen van besluiten. Bij brief van 14 juli 2014 heeft verweerder erkend dat er in de door eiseres 2 genoemde periode (april en juni 2014) fouten zijn gemaakt bij de postverzending van verzamelpost voor de advocaten.
4.3
Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat hij sinds 2011 met een volledig geautomatiseerd systeem werkt. Het systeem is zodanig ingericht dat alle in- en uitgaande post wordt gescand. Op het moment dat een medewerker een besluit heeft aangemaakt wordt dit besluit direct als pdf-bestand opgeslagen en wordt er een printopdracht gegeven door het computersysteem. Het besluit kan niet meer worden gewijzigd en door het computersysteem wordt er een verzenddatum aan gekoppeld. Wanneer er een pdf-bestand van een besluit wordt gemaakt, wordt dit besluit ook automatisch verzonden. Gezien de vermelding van het juiste postadres en het geautomatiseerde proces van verzending, stelt verweerder voldoende aannemelijk te hebben gemaakt dat het primaire besluit aan het adres van eiseres 2 is verzonden. Verweerder verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 5 maart 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:772).
5. De rechtbank overweegt dat de volgende wettelijke bepalingen in deze zaak van belang zijn.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Op grond van het tweede lid is een bezwaarschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Op grond van artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ4617), hanteren de hoogste bestuursrechters alle als uitgangspunt dat, in het geval van niet aangetekende verzending van een besluit of een ander rechtens van belang zijnd document, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit of ander relevant document op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres.
7. De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat verweerder in deze zaak, anders dan in de door verweerder aangehaalde Afdelingsuitspraak van 5 maart 2014, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij het primaire besluit op 17 september 2013 naar het adres van eiseres 2 heeft verzonden. Immers, twijfel is gerezen of de verzending van het primaire besluit middels het geautomatiseerde systeem heeft plaatsgevonden. Met hetgeen is weergegeven in 4.2 heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat de geautomatiseerde verzending in de praktijk niet altijd foutloos blijkt te werken. Daarbij heeft verweerder ter zitting van 28 augustus 2014 gemeld dat er soms onderhoud aan de couverteermachine wordt gepleegd en dat dan mensen het werk overnemen, waarbij fouten gemaakt kunnen worden. In de periode waarin eiseres 2 problemen heeft ondervonden - april en juni 2014 - was er volgens verweerder een onderhoud geweest van een halve dag. Of er ook rond de periode van verzending van het primaire besluit onderhoud aan de couverteermachine werd gepleegd, kan verweerder niet zeggen, omdat er geen logboek wordt bijgehouden. Dat eiseres 2 ook weleens geen beslissingen ontvangt, denkt verweerder, zoals hij ter zitting heeft gesteld, te kunnen wijten aan fouten bij de postbezorging.
8. Het voorgaande maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder de verzending van het primaire besluit op 17 september 2013 onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, zodat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres 2 het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu eiseres 2 voor zichzelf heeft geprocedeerd.
Beslissing
De rechtbank in de zaak van eiseres 1:
- -
verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 487,--.
De rechtbank in de zaak van eiseres 2:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt het bestreden besluit;
- -
draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- -
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,-- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. van Zutphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2014.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.