Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2002
- Bronpublicatie:
27-09-2001, Stb. 2001, 481 (uitgifte: 01-11-2001, kamerstukken: 27472)
- Inwerkingtreding
01-01-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2001, Stb. 2001, 481 (uitgifte: 01-11-2001, kamerstukken: 27472)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
De militair, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 1°, 2° of 3°, die een werkelijke dienst van meer dan twee doch minder dan vijf jaar, hetzij tijdens de Tweede Wereldoorlog, dan wel in het voormalig Nederlands-Indië, in Korea of in het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea doorgebracht, kan aanwijzen, alsmede de militair, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 4°, die daarenboven in de periode voor de inwerkingtreding van deze wet tenminste één jaar onafgebroken in Nederland gevestigd is geweest, heeft aanspraak op een eenmalige uitkering ten bedrage van € 453,78.
2.
Eveneens aanspraak op een eenmalige uitkering ten bedrage van € 453,78 heeft degene die als militair ten minste vijf jaar werkelijke dienst kan aanwijzen, hetzij tijdens de Tweede Wereldoorlog, dan wel in het voormalig Nederlands-Indië, in Korea of in het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea doorgebracht en niet of minder dan vijf jaar als militair in de zin van de Uitkeringswet financiële compensatie langdurige militaire dienst onderscheidenlijk de Uitkeringswet KNIL-dienstplichttijd in werkelijke dienst is geweest.
3.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de militair die zich schuldig heeft gemaakt aan desertie of dienstweigering.