Einde inhoudsopgave
Wet op de economische delicten
Artikel 17 [(Bijzondere) opsporingsambtenaren]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2018
- Bronpublicatie:
06-12-2017, Stb. 2017, 489 (uitgifte: 15-12-2017, kamerstukken: 34720)
- Inwerkingtreding
01-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2018, Stb. 2018, 113 (uitgifte: 26-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Sancties
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Met de opsporing van economische delicten zijn belast:
- 1°
de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren;
- 2°
de door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze andere Ministers, wie het aangaat, aangewezen ambtenaren;
- 3°
de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.
2.
Alle met de opsporing van economische delicten belaste ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de economische delicten, genoemd in de artikelen 26, 33 en 34.
3.
Artikel 142, tweede en vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid, onder 2° en 3°, bedoelde opsporingsambtenaren.
4.
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder 2°, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.