Hof 's-Hertogenbosch, 11-02-2019, nr. 200.250.034, 02
ECLI:NL:GHSHE:2019:481
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
11-02-2019
- Zaaknummer
200.250.034_02
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2019:481, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 11‑02‑2019; (Verwijzing na Hoge Raad)
Na verwijzing door: ECLI:NL:HR:2018:1045
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2022:3380
Uitspraak 11‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht WWZ; bewijswaardering; disfunctioneren, arbeidsomstandigheden, verstoorde arbeidsverhouding.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handel
Uitspraak : 8 februari 2019
Zaaknummer : 200.250.034/02
Zaaknummer hoofdzaak : 200.250.034/01
in de zaak van:
[de werknemer] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
hierna te noemen: [de werknemer] ,
advocaat: mr. M.L. Haarsma te Eelde,
tegen
[de werkgever] ,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,hierna te noemen: [de werkgever]
advocaat: mr. F.M.A. ter Huurne te Amsterdam.
1. Het verzoek en de daarop ontvangen reactie.
Het hof verwijst naar het verzoek van [de werknemer] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van 1 februari 2019 en de daarop volgende faxbrieven van [de werknemer] van respectievelijk 5 februari 2019 en heden (van respectievelijk 11.49 uur en 12.40 uur), waarbij heden gevoegd een verklaring van dokter [dokter] van [gezondheidscentrum] , waarin deze verklaart dat de beoogde getuige, [getuige] geboren [geboortedatum] 1959, het terminale stadium van ziekte heeft bereikt en dat nog sprake is van een levensverwachting van enkele dagen.
Het hof verwijst voorts naar de faxbrieven van de raadsman van [de werkgever] van respectievelijk 5 februari 2019 (11.26 uur en 16.18 uur) en 6 februari 2019, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen beoordeling zonder mondelinge behandeling, tegen de bepaalde datum voor mondelinge behandeling en tegen het verzoek als zodanig, op diverse gronden als in genoemde brieven vermeld.
2. De beoordeling
2.1.
Aanvankelijk heeft het hof een mondelinge behandeling op korte termijn, te weten op een extra zitting op woensdag 20 februari 2019 om 10.00 uur, bepaald en verzoeken van [de werknemer] om te beslissen zonder mondelinge behandeling gegeven de toen overgelegde stukken en verklaringen afgewezen, alsook een verzoek van [de werkgever] om een andere datum te bepalen dan 20 februari 2019 eveneens afgewezen.
2.2.
Thans ligt de informatie voor als vandaag ontvangen. Het hof acht thans de situatie als bedoeld in artikel 187 lid 4 Rv (onverwijlde spoed) aan de orde. Van de zijde van [de werkgever] is de afgelopen dagen aangegeven waarom afwijzing van het verzoek wordt voorgestaan.Gegeven de reeds eerder geuite bezwaren acht het hof het standpunt van [de werkgever] voldoende duidelijk en wacht het hof thans een reactie op de stukken van heden niet langer af.
2.3.
In de gegeven omstandigheden passeert het hof deze bezwaren nu de uiteindelijke weging van de door [getuige] af te leggen verklaring in de bodemzaak zal plaatsvinden, en zijn huidige fysieke toestand onverwijld horen absoluut noodzakelijk maakt.
2.4.
Het verzoek om [getuige] te horen zal dan ook worden toegewezen. Het verhoor zal plaatsvinden op zaterdag 9 februari 2019 om 12.00 uur en wel op het adres [adres] [plaats] door de hierna te benoemen raadsheer-commissaris.
2.5.
De aan de orde zijnde onverwijlde spoed brengt met zich dat het niet mogelijk is geweest vooraf na te gaan of namens [de werkgever] een raadsman of raadsvrouwe dit verhoor kan bijwonen. Het hof vertrouwt erop dat gegeven de bijzondere aard van de onderhavige beslissing van de zijde van de raadsman van [de werkgever] alles in het werk zal worden gezet om voor aanwezigheid van een raadsman (m/v) namens [de werkgever] zorg te dragen.
2.6.
Het hof zal de griffier verzoeken om de onderhavige beslissing te faxen aan beide raadslieden alsook telefonisch mededeling te doen van de zakelijke inhoud van deze beslissing aan beide raadslieden.
2.6.
Het hof zal de beslissing omtrent de proceskosten aanhouden tot de uitspraak in het bodemprocedure.
3. De beslissing
Het hof:
wijst op de voet van artikel 187 lid 4 Rv het verzoek van [de werknemer] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor tot het onverwijld horen van [getuige] toe en beveelt het houden daarvan;
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal worden gehouden ten overstaan van de bij deze benoemde raadsheer-commissaris mr. M. van Ham, lid van dit gerechtshof, die daartoe zitting zal houden op zaterdag 9 februari 2019 om 12.00 uur te [plaats] aan het adres [adres];
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan tot de uitspraak in het bodemprocedure.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, A.P. Zweers-van Vollenhoven en S.C.H. Molin en is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2019.