Einde inhoudsopgave
Warenwet
Artikel 5
Geldend
Geldend van 01-06-2007 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
20-11-2006, Stb. 2006, 627 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 30173)
- Inwerkingtreding
01-06-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-05-2007, Stb. 2007, 171 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Financiën
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Justitie
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Informatierecht / Reclame
1.
Voor de doeleinden, omschreven in artikel 4, eerste lid, onder a, b en c, en vierde lid, kan voorts bij algemene maatregel van bestuur worden verboden waren, behorende tot een bij de algemene maatregel aangewezen categorie, te bereiden, te vervaardigen, te behandelen, te bewerken, te verwerken, te verpakken, te bewaren, te vervoeren of te gebruiken:
- a.
anders dan met inachtneming van daaromtrent bij de maatregel gestelde voorschriften,
- 1°
betrekking hebbende op de wijze waarop bedoelde handelingen worden verricht, op voorwerpen, gereedschappen of materialen die bij het verrichten van bedoelde handelingen worden gebezigd, of op de — al dan niet besloten — ruimten waarin bedoelde handelingen plaatshebben, en hetgeen in of bij die ruimten aanwezig is, of
- 2°
bevattende de eisen van hygiëne, geldende ten aanzien van personen die bij het verrichten van bedoelde handelingen betrokken zijn;
- b.
zonder vergunning, verleend door Onze Minister of door een bij de maatregel aangewezen bestuursorgaan;
- c.
voordat Onze Minister of een bij de maatregel aangewezen bestuursorgaan op de hoogte is gesteld van bij de maatregel aangewezen gegevens betreffende de samenstelling van de waar.
2.
Voor de doeleinden, omschreven in artikel 4, eerste lid, onder a en b, kan ten aanzien van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen technische voortbrengselen, tevens bij algemene maatregel van bestuur worden verboden die technische voortbrengselen te gebruiken, te installeren, te monteren, te herstellen, te onderhouden, na te zien of ten toon te stellen:
- a.
anders dan met inachtneming van daaromtrent bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorschriften,
- 1°
bevattende eisen van deskundigheid, geldende ten aanzien van personen die bij het verrichten van bedoelde handelingen betrokken zijn;
- 2°
betrekking hebbende op het voorhanden zijn en bijhouden van documenten, zoals certificaten, logboeken of gebruiksaanwijzingen;
- 3°
betrekking hebbende op het stilzetten, het afsluiten, het voorzien van opschriften, het merk van afkeuring of het niet bestemd zijn voor gebruik.
- b.
zonder vergunning, verleend door Onze Minister of door een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan.
3.
Onze Minister kan in gevallen waarin bij toepassing van het eerste lid, onder b, de bevoegdheid tot verlening van vergunning is toegekend aan een ander bestuursorgaan, niet zijnde een of meer van Onze Ministers, ten aanzien van de uitoefening van die bevoegdheid regels stellen.
4.
Een vergunning als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan slechts worden geweigerd indien gegronde vrees bestaat dat de uitoefening van de werkzaamheid waarvoor zij is gevraagd, niet zal voldoen aan hetgeen met betrekking tot de onderwerpen, in het eerste lid, onder a, en het tweede lid, omschreven, voor de in de aanhef van die leden bedoelde doeleinden moet worden verlangd. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden, betrekking hebbende op de in de eerste volzin bedoelde onderwerpen. Voor zover zulks bij algemene maatregel van bestuur is bepaald, kan een verleende vergunning worden gewijzigd of ingetrokken.
5.
Bij toepassing van het eerste lid, onder b, worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende de wijze waarop de aanvrage om een vergunning dient te geschieden, en de gegevens die van de aanvrager kunnen worden verlangd.
6.
In gevallen waarin toepassing is gegeven aan het eerste of het tweede lid, kan bij algemene maatregel van bestuur tevens worden verboden waren te verhandelen, met betrekking tot welke in afwijking van de bij of krachtens de voorgaande leden gestelde voorschriften is gehandeld.