RvdW 2017/195
Procesrecht. Verdeling nalatenschap. Gezag van gewijsde, art. 236 Rv.
HR 03-02-2017, ECLI:NL:HR:2017:135
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 februari 2017
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
15/04203
- Conclusie
A-G mr. L.A.D. Keus
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:135, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑02‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1076, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑10‑2016
Essentie
Procesrecht. Verdeling nalatenschap. Gezag van gewijsde, art. 236 Rv.
Partij(en)
- 1.
[eiser 1],
- 2.
[eiseres 2],
eisers tot cassatie, adv.: mr. K.T.B. Salomons en mr. P.S. Kamminga,
tegen
- 1.
[verweerder 1], verweerder in cassatie, niet verschenen,
- 2.
[verweerster 2], verweerster in cassatie,
adv.: mr. M.E. Bruning.
Conclusie
Conclusie A-G mr. L.A.D. Keus:
1. Feiten
1.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten1..
1.2
[verweerder 1] is in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ). [eisers] zijn uit dit huwelijk geboren.
1.3
[betrokkene] is op 21 mei 1985 overleden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.