NJ 2020/430
Toepassing art. 416 lid 2 Sv niet begrijpelijk.
HR 10-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1765
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 november 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.L.J. van Strien, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/03885
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS243385:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1765, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:1058, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑01‑2020
- Wetingang
Art. 416 lid 2 Sv
Essentie
Het hof heeft de verdachte op de voet van art. 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, mede omdat door of namens de verdachte geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven. Dit oordeel is niet begrijpelijk.
Samenvatting
Bedoeld oordeel is niet begrijpelijk in aanmerking genomen dat de — op dat moment gemachtigde — raadsman van de verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat niet is voldaan aan de betekeningsvoorschriften voor de zitting van de rechtbank van 14 november 2018 zodat de zaak moet worden teruggewezen naar de rechtbank en dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.