Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/6.4.3
6.4.3 De veroordeling tot naleving van een arbeidsverplichting
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS376709:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Wet van 14 december 1979, Stb. 1979, 693.
Wet van 2 november 1978, Stb. 1978, 639.
Zie art. 3 van de Beneluxovereenkomst.
Onder de oude Nederlandse regeling werden ter zake wel dwangsomveroordelingen uitgesproken, zie bijvoorbeeld Pres. Rb. Almelo 25 september 1954, NJ 1955, 280; Pres. Rb. Alkmaar 25 juli 1955, NJ 1956, 70. Hommes toont zich voorstander van deze mogelijkheid, zie Hommes 1962, p. 833. De geoorloofdheid van het opleggen van dwangsommen werd echter betwist, zie Drion 1962, p. 212-213; Asser/Coehorst, De Leede & Thunissen 1977, 116. Een dergelijke voorziening werd afgewezen door Hof Amsterdam 21 maart 1974, NJ 1974, 488, omdat afgedwongen persoonlijke arbeid een sterke inbreuk op de persoonlijke vrijheid vormt. Anders: Hof Amsterdam 2 november 1961, SMA 1963, p. 151; Hof Arnhem 28 september 1971, NJ 1972, 70.
Zie GMvT, p. 3. België heeft ervoor gekozen de arbeidsovereenkomst in zijn geheel van toepassing van de dwangsomregeling uit te sluiten, in art. 1385bis lid 1; Overigens worden in de praktijk door Belgische rechters ook in arbeidsrelaties dwangsommen opgelegd Collin 1984, p. 89 e.v.; zie Cour du travail Liège, 3 juni 1983, JIT 1984, 271; ArbeidsRb. Antwerpen 7 februari 1983, RW 983-84, 1155; Trib. Trav. Liège 10 februari 1986, JIT 1986, 454; ArbeidsRb. Brugge afdeling Oostende 30 juni 1981, RW 19981-82,1991; Trib. Trav. Liège 25 mei 1981, J. Trib. (Brux.) 1981, 539; Trib. Trav. Mons 4 december 1989, J. Liège 1990, 682. Men is het er in België overwegend over eens, dat de uitzondering eng moet worden uitgelegd; zie onder anderen M. Storme 1980, p. 222; Laenens 1999, p. 36; Wagner 2003, p. 179.
BenGH 20 oktober 1997, NJ 1998, 396(Cotrabel BVBA/Laute).
Van Mierlo 1998, p. 260.
Gemeenschappelijk Hof Nederlandse Antillen en Aruba 21 augustus 2001, NJ 2001, 591.
Krachtens een uitdrukkelijke wetsbepaling is de rechtsvordering tot nakoming van een arbeidsverplichting voorts van toepassing van de dwangsom uitgesloten: op grond van art. 7:659 BW kan deze niet met een dwangsom worden versterkt. Deze uitzondering op het toepassingsgebied van de dwangsomregeling is bij wet van 19791 in het BW opgenomen, in verband met de ratificatie van het Europees Sociaal Handvest.2 Het doorslaggevende bezwaar dat in dit geval tegen het opleggen van dwangsommen bestaat, is in het Europees Sociaal Handvest terug te vinden: op grond daarvan heeft de werknemer het recht van vrijheid van arbeidskeuze.
De Beneluxovereenkomst3 heeft partijen niet tot het opnemen van de betreffende uitzondering op het toepassingsgebied verplicht.4 Blijkens de Toelichting wilde de Beneluxwetgever partijen daarentegen juist vrijlaten met betrekking tot 'deze uiterst delicate materie, die nauw verband houdt met de verhouding tussen werkgevers en werknemers' 5
Ondanks het feit dat de uitzondering op het toepassingsgebied niet op de Beneluxovereenkomst is terug te voeren, heeft het Benelux-Gerechtshof zich in het arrest Cotrabel/Laute6 over de uitleg van het begrip 'rechtsvordering tot nakoming van de arbeidsovereenkomst' uitgesproken. Als zodanig moest blijkens het arrest niet worden aangemerkt:
'( ...) een vordering, die na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt ingesteld, niet ter nakoming van de arbeidsovereenkomst als zodanig, doch van verplichtingen die weliswaar zonder de arbeidsovereenkomst niet zouden zijn ontstaan maar die geen betrekking hebben op verplichtingen die kenmerkend zijn voor de arbeidsovereenkomst.'
Van Mierlo leidt uit dit arrest mijns inziens terecht af dat de verplichtingen die voor de werknemer kunnen bestaan bij beëindiging van het dienstverband, om bijvoorbeeld een auto van de zaak of mobiele telefoon aan de werkgever terug te geven, op basis van dit arrest met een dwangsomveroordeling kunnen worden versterkt.7
Met betrekking tot de uitleg van hetgeen onder een verplichting tot het verrichten van arbeid moet worden verstaan, is voorts relevant het arrest van het Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen en Aruba van 21 augustus 2001.8 In dit arrest was de vraag aan de orde of een met dwangsom versterkt bevel aan werknemers om zich bij de werkgever te melden en aan een onrechtmatige toestand een einde te maken, de strekking had deze tot nakoming van een arbeidsverplichting te dwingen. In casu hadden de betrokken werknemers niet alleen het werk neergelegd, maar waren deze bovendien overgegaan tot stillegging van de telefooncentrales in Aruba. Naar het oordeel van het Gemeenschappelijk Hof konden de betrokken werknemers wel degelijk op straffe van een dwangsom worden veroordeeld, dit om aan de aldus in het leven geroepen onrechtmatige toestand een einde te maken.