NJB 2017/1291
Salduz-recht om een raadsman te raadplegen: indien een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, levert dat in beginsel een vormverzuim op conform art. 359a Sv, dat – na een daartoe strekkend verweer (waarvan i.c. wat betreft feiten 1 en 3 geen en wat betreft feit 2 wel sprake was) – in de regel dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen. Vormverzuim art. 359a Sv: in casu daarvan sprake nu de aangehouden verdachte ten onrechte is meegedeeld dat het raadplegen van een raadsman voor hem niet kosteloos zou zijn, maar dit leidt niet tot cassatie: indien zich een geval voordoet waarin de verdachte afstand heeft gedaan van zijn recht op het raadplegen van een raadsman nadat hij op het bestaan van dit recht is gewezen, maar waarbij tevens is vastgesteld dat sprake is van een vormverzuim in die zin dat niet alle in verband met de aanhouding en het verhoor van de verdachte voorgeschreven mededelingen volledig en in alle opzichten juist zijn gedaan, moet de rechter indien ter zake verweer wordt gevoerd beoordelen of aan dat verzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient hij rekening te houden met de in het tweede lid van art. 359a Sv genoemde factoren. Tot die factoren behoort ook het nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt. Het gevoerde verweer houdt i.c. echter niet in dat de verdachte, indien hij op juiste wijze omtrent de kosten van het raadplegen van een raadsman was voorgelicht, geen afstand van dit recht zou hebben gedaan, terwijl door de verdediging ook overigens niets over het door het verzuim veroorzaakte nadeel niets is aangevoerd. A-G: anders. Rechtskracht van de EU-Richtlijn betreffende het recht op informatie in strafprocedures in Nederland in de periode waarin de implementatietermijn van de richtlijn reeds was verstreken, maar de wetgeving ter implementatie van de richtlijn nog niet in werking was getreden: nu de formulering van de hier aan de orde zijnde bepaling van de richtlijn onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is, diende het hof de zaak te beoordelen met inachtneming van het in die bepaling gegeven voorschrift
HR 30-05-2017, ECLI:NL:HR:2017:968
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 mei 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink
- Zaaknummer
15/04322
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:968, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑05‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:376, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑04‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑07‑2016
- Wetingang
Essentie
Salduz-recht om een raadsman te raadplegen: indien een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, levert dat in beginsel een vormverzuim op conform art. 359a Sv, dat – na een daartoe strekkend verweer (waarvan i.c. wat betreft feiten 1 en 3 geen en wat betreft feit 2 wel sprake was) – in de regel dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen. Vormverzuim art. 359a Sv: in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.