Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte
Artikel 10 [Nadere regelgeving kwaliteit woonruimte, maximale huurverhoging]
Geldend
Geldend van 01-07-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
26-06-2024, Stb. 2024, 193 (uitgifte: 28-06-2024, kamerstukken: 36496)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2024, Stb. 2024, 197 (uitgifte: 28-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huur van woonruimte
Huurrecht / Huurprijzen
1.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven voor de waardering van de kwaliteit van een woonruimte, van de redelijkheid van de huurprijs en van wijziging daarvan, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen woonruimte waarvoor de eigenaar een voor die woonruimte, overeenkomstig de op grond van artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 4.20, aanhef en onder f, van de Omgevingswet gegeven regels omtrent de energieprestatie van gebouwen, afgegeven energieprestatiecertificaat aan de huurder heeft verstrekt of indien dat niet het geval is daartoe op grond van die regels wel verplicht was, en onderscheid kan worden gemaakt tussen woonruimte waarvoor voor die woonruimte een WOZ-waarde is vastgesteld op grond van artikel 17 van de Wet waardering onroerende zaken en woonruimte waarvoor dat niet het geval is, en overige woonruimte.
2.
Bij ministeriële regeling wordt het percentage dan wel het bedrag van de maximale huurverhoging vastgesteld, mede aan de hand van:
- a.
het gegeven of het huishoudinkomen over het peiljaar of het inkomenstoetsjaar van de op het tijdstip van de in het voorstel tot verhoging van de huurprijs genoemde ingangsdatum in de woonruimte wonende huurder en overige bewoners:
- 1°
niet hoger is dan € 52.753 indien het huishouden bestaat uit de huurder, dan wel niet hoger is dan € 61.046 indien het huishouden bestaat uit de huurder en een of meer overige bewoners,
- 2°
hoger is dan € 52.753 doch niet hoger dan € 62.191 indien het huishouden bestaat uit de huurder, dan wel hoger is dan € 61.046 doch niet hoger dan € 82.921 indien het huishouden bestaat uit de huurder en een of meer overige bewoners,
- 3°
hoger is dan € 62.191 indien het huishouden bestaat uit de huurder, dan wel hoger is dan € 82.921 indien het huishouden bestaat uit de huurder en een of meer overige bewoners;
- b.
de geldende huurprijs, en
- c.
het gegeven of die woonruimte een zelfstandige woning vormt.
Bij ministeriële regeling worden de bedragen, genoemd in onderdeel a, met ingang van 1 januari van elk jaar gewijzigd met het percentage waarmee per 1 januari van het peiljaar het bedrag, genoemd in artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag is gewijzigd.
3.
Het maximale huurverhogingspercentage voor huurovereenkomsten als bedoeld in de artikelen 7:247 en 7:247a van het Burgerlijk Wetboek in enig jaar is gelijk aan:
- a.
(het gemiddelde van de prijsindexcijfers van de maanden december t-2 tot en met november t-1) / (het gemiddelde van de prijsindexcijfers van de maanden december t-3 tot en met november t-2) vermeerderd met één procentpunt, waarbij de prijsindexcijfers de cijfers uit de ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn en de gemiddelde prijsindexcijfers worden berekend uit de prijsindexcijfers vermeld in het nummer van het Statistisch Bulletin, waarin het indexcijfer van november t-1 respectievelijk november t-2, al dan niet voorlopig, wordt gepubliceerd, dan wel, indien dat leidt tot een lager percentage;
- b.
(het gemiddelde van de CAO-loonindexcijfers van de maanden december t-2 tot en met november t-1) / (het gemiddelde van de CAO-loonindexcijfers van de maanden december t-3 tot en met november t-2) waarbij de CAO-loonindexcijfers de cijfers uit de ‘CAO-loonindex Alle Economische Activiteiten, Cao-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn en de gemiddelde loonindexcijfers worden berekend uit de CAO-loonindexcijfers vermeld in het nummer van het Statistisch Bulletin, waarin het indexcijfer van november t-1 respectievelijk november t-2, al dan niet voorlopig, wordt gepubliceerd, vermeerderd met één procentpunt.
4.
Het maximale huurverhogingspercentage voor huurovereenkomsten die betrekking hebben op middeldure huurwoonruimte als bedoeld in artikel 1 van de Huisvestingswet 2014 in enig jaar is gelijk aan (het gemiddelde van de CAO-loonindexcijfers van de maanden december t-2 tot en met november t-1) / (het gemiddelde van de CAO-loonindexcijfers van de maanden december t-3 tot en met november t-2) waarbij de CAO-loonindexcijfers de cijfers uit de ‘CAO-loonindex Alle Economische Activiteiten, Cao-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn en de gemiddelde loonindexcijfers worden berekend uit de CAO-loonindexcijfers vermeld in het nummer van het Statistisch Bulletin, waarin het indexcijfer van november t-1 respectievelijk november t-2, al dan niet voorlopig, wordt gepubliceerd, vermeerderd met één procentpunt.