Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte
Artikel 10c (prijsopslag)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
26-06-2024, Stb. 2024, 193 (uitgifte: 28-06-2024, kamerstukken: 36496)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2024, Stb. 2024, 197 (uitgifte: 28-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huur van woonruimte
Huurrecht / Huurprijzen
1.
Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 10, eerste lid, wordt ten minste bepaald dat:
- a.
voor de bepaling van de maximale huurprijs, behorend bij de kwaliteit van een zelfstandige of onzelfstandige woning de waardering van de kwaliteit met 35 procent wordt vermeerderd indien de woonruimte deel uitmaakt van een monument dat is ingeschreven in het register van de rijksmonumenten, bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
- b.
de maximale huurprijs, behorend bij de kwaliteit van een middeldure huurwoonruimte als bedoeld in artikel 1 van de Huisvestingswet 2014, met tien procent wordt vermeerderd indien die woonruimte na 1 juli 2024 voor het eerst in gebruik wordt genomen als woonruimte en waarvan de bouw of de verbouw van een ruimte met een andere gebruiksfunctie dan een woonfunctie naar een woonruimte met een woonfunctie voor 1 januari 2028 is gestart, met dien verstande dat deze vermeerdering vanaf het moment van ingebruikname na twintig jaar eindigt.
2.
Onze Minister zendt voor 1 juli 2027 aan de Staten-Generaal een verslag over de noodzaak van de vermeerdering bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, waarbij wordt ingegaan op de eventuele noodzaak voor een voorzetting van deze vermeerdering. Die voortzetting kan bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 10, eerste lid, worden bepaald.