Rb. Rotterdam, 12-05-2021, nr. C/10/615991 / KG ZA 21-244
ECLI:NL:RBROT:2021:4372
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
12-05-2021
- Zaaknummer
C/10/615991 / KG ZA 21-244
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2021:4372, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 12‑05‑2021; (Kort geding)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2022:397, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
NTHR 2021, afl. 4, p. 172
Uitspraak 12‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Kort geding, arbitragebeding; de voorzieningenrechter verklaart zich o.g.v. art 1022c Rv onbevoegd, aangezien eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat voorziening niet (tijdig) in arbitrage kan worden verkregen. Uitleg arbitragebeding brengt niet mee dat het buiten toepassing moet worden gelaten.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/615991 / KG ZA 21-244
Vonnis in kort geding van 12 mei 2021
in de zaak van
[naam eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. M.A.M. Lem te Breda,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
EY ADVISORY NETHERLANDS LLP.,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk), kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P.H.E. Voûte te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [naam eiser] en EYAN genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 20 april 2021, met producties;
- -
de conclusie van antwoord, met producties;
- -
de aanvullende producties van [naam eiser];
- -
de mondelinge behandeling gehouden op 28 april 2021;
- -
de (gedeeltelijke) pleitnota van [naam eiser];
- -
de (gedeeltelijke) pleitnota van EYAN.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter bepaald dat eerst wordt beslist op het door [naam eiser] opgeworpen bevoegdheidsincident. Vonnis is bepaald op heden.
1.3.
Conform artikel 13.3 van het Procesreglement wordt in dit vonnis geen acht geslagen op de na de mondelinge behandeling ingediende vermeerdering/wijziging van eis en de daartegen door EYAN gemaakte bezwaren en de reactie daarop van [naam eiser]. Deze stukken staan daarom niet vermeld in het procesverloop.
2. De feiten
2.1.
Op 1 april 2014 is [naam eiser] door middel van zijn persoonlijke vennootschap [naam bedrijf] (hierna: de Vennootschap) toegetreden als partner tot Ernst & Young Accountants LLP en Ernst & Young Nederland LLP (EY NL).
2.2.
Met ingang van 1 april 2019 is de samenwerking van Ernst & Young Accountants LLP voorgezet door EYAN. Hiertoe hebben [naam eiser], de Vennootschap en EYAN op 1 april 2019 een overeenkomst met de naam AN Admission Agreement (hierna: de Partnershipovereenkomst) gesloten. Hierbij is de bestaande overeenkomst met EY NL ongewijzigd gebleven. Het winstaandeel dat de Vennootschap ontvangt, wordt betaald door EY NL.
2.3.
In de artikelen 3 en 7 van de Partnershipovereenkomst, waarin [naam eiser] wordt aangeduid als the EYAN Professional en de vennootschap als the EYAN Partner, is het volgende opgenomen:
“3 The EYAN Professional and the EYAN Partner both individually confirm that it has been supplied with and has read a copy of the AN Members Agreement, the AN Rules and the AN Regulations, and agrees with EYAN and each of the other EYAN Professionals and EYAN Partners (as defined in the AN Rules) to observe, perform and be bound by all the terms of the AN Members Agreement, the AN Rules and the AN Regulations, as these may be amended from time to time in accordance with the terms thereof, as if named as a party to the AN Members Agreement, the AN Rules and the AN Regulations.
(…)
7 This AN Admission Agreement shall be governed by the laws of the European part of the Netherlands and any disputes which may arise from this AN Admission Agreement shall be settled in accordance with article 25 of the AN Rules.”
2.4.
Artikel 25.1.1 van the Fundamental Rules of EY Advisory Netherlands LLP (hierna the Fundamental Rules) bevat het volgende arbitragebeding:
“All disputes arising pursuant to or in connection with the AN Members Agreement,
these AN Rules or the AN Regulations, including subsequent agreements and
regulations, shall be referred to an arbitrator, pursuant to the rules of the Netherlands
Arbitration Institute. The decision resulting therefrom shall be final and binding an
the parties. If one of the parties concerned wishes to have a provisionally enforceable
decision for urgent reasons, the claim relating thereto shall, to the exclusion of any
other court procedure, be heard in summary arbitral proceedings with due
observance of the rules of the Netherlands Arbitration Institute.”
2.5.
Artikel 21.1 van the Fundamental Rules of Ernst & Young Nederland LLP bevat een vergelijkbaar beding.
2.6.
EYAN heeft de Partnershipovereenkomst opgezegd tegen 1 juli 2021.
3. Het geschil
3.1.
In dit kort geding vordert [naam eiser], samengevat, afgifte van de in dagvaarding vermelde bescheiden, zulks op straffe van een dwangsom en met veroordeling van EYAN in de proceskosten. Hij heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat hij belang heeft bij de gevorderde bescheiden om zijn rechtspositie te bepalen in verband met de opzegging en een eventuele schadevergoeding. Hij heeft hierbij een beroep gedaan op artikel 843a Rv en de bepalingen van de AVG.
3.2.
EYAN vordert dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen kennis te nemen, omdat partijen bij uitsluiting van de gewone rechter, de voorzieningenrechter daaronder begrepen, geschillenbeslechting door middel van arbitrage zijn overeengekomen.
3.3.
[naam eiser] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de gevorderde onbevoegdverklaring.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Beoordeeld moet worden of de voorzieningenrechter zich op grond van het in 2.4 vermelde arbitragebeding onbevoegd moet verklaren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.2.
In de Partnershipovereenkomst, die zowel door [naam bedrijf] als door [naam eiser] is ondertekend, hebben partijen ingestemd met de toepasselijkheid van de AN-Rules, inclusief latere afspraken en regelingen. In artikel 7 van die overeenkomst is expliciet verwezen naar (de voorzieningenrechter begrijpt een voorloper van) artikel 25 van The Fundamental Rules met daarin het arbitragebeding. [naam eiser] is daarom in beginsel gebonden aan het arbitragebeding. Het verweer van [naam eiser] dat het niet de bedoeling kan zijn geweest om ook in de verhouding tussen [naam eiser] en EYAN een arbitragebeding op te nemen, is zonder nadere toelichting – die [naam eiser] niet heeft gegeven – onbegrijpelijk. Daarmee valt niet in te zien dat (extensieve) uitleg van de Partnershipovereenkomst leidt tot het buiten toepassing laten van het arbitragebeding.
4.3.
Het in het kader van de exhibitie door EYAN ingenomen standpunt dat er geen (directe) rechtsbetrekking bestaat tussen haar en [naam eiser] – wat hiervan verder ook zij – doet niet af aan de gesloten Partnershipovereenkomst en de toepasselijkheid van het arbitragebeding.
4.4.
Uitgangspunt is daarom dat [naam eiser] gebonden is aan het arbitragebeding. [naam eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het arbitragebeding onredelijk bezwarend is en dat het daarom (alsnog) buiten toepassing gelaten moet worden. Zo heeft [naam eiser] geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat de aan arbitrage verbonden kosten voor hem een onoverkomelijke drempel opleveren. Zijn stelling dat hij met ingang van 1 juli 2021 zonder inkomsten komt te zitten, is hiertoe onvoldoende. In dit verband heeft EYAN overigens verklaard dat [naam eiser] op grond van the Fundamental Rules een jaarsalaris meekrijgt.
4.5.
In dit kort geding moet het er dus voor gehouden worden dat [naam eiser] gebonden is aan het arbitragebeding. Desgevraagd heeft [naam eiser] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij de geldigheid van het arbitragebeding niet betwist.
4.6.
Op grond van het arbitragebeding dienen alle geschillen verbonden aan de Partnershipovereenkomst – met uitsluiting van de gewone rechter – in arbitrage te worden beslecht. De exhibitievordering van [naam eiser] is verbonden met de opzegging van de Partnershipovereenkomst en valt dus onder het bereik van het arbitragebeding.
Aangezien partijen zijn overeengekomen dat arbitrage in Nederland (bij het NAI) moet plaatsvinden, dient de bevoegdheid van de voorzieningenrechter bepaald te worden aan de hand van artikel 1022 Rv en verder. Overeenkomstig artikel 1022b Rv belet het arbitragebeding [naam eiser] niet om zich met een exhibitievordering tot de gewone rechter wenden. Op grond van artikel 1022c Rv kan de rechter (in dit geval de voorzieningenrechter) zich evenwel uitsluitend bevoegd verklaren, indien de gevraagde beslissing niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen.
4.7.
[naam eiser] heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat de gevraagde beslissing niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen. Desgevraagd heeft hij verklaard dat hij dit ook niet heeft onderzocht. Daartegenover heeft EYAN, onder meer met verwijzing naar een onderzoek van [naam] (randnummer 32 conclusie van antwoord), onweersproken gesteld dat het NAI de gevraagde beslissing op zeer korte termijn (in ‘summary arbitral proceedings’ zoals genoemd in artikel 25 van the Fundamental Rules conform artikel 36 NAI Arbitragereglement ‘arbitraal kort geding’) kan behandelen en uitspraak kan doen.
4.8.
Omdat niet aannemelijk is dat de gevraagde voorziening niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen, is de voorzieningenrechter onbevoegd om kennis te nemen van de vordering van [naam eiser]. De voorzieningenrechter verklaart zich daarom onbevoegd.
4.9.
[naam eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van EYAN worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat € 1.016,00
Totaal € 1.683,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van [naam eiser],
5.2.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten, aan de zijde van EYAN tot op heden begroot op € 1.683,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.
3077/1573