NJB 2019/1138:Informele samenleving. Een man en een vrouw hebben vijf jaar samengewoond in de woning van de man. De woning is verbouwd op kosten van de vrouw. De vrouw vordert vergoeding. Hoge Raad: 1. Rechtsverhouding informeel samenlevenden. De rechtsverhouding tussen informeel samenlevenden wordt niet bepaald door (overeenkomstige toepassing van) Boek 1 BW. Tussen informeel samenlevenden kan een overeenkomst bestaan die, mede in aanmerking genomen de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid, (ook) de vermogensrechtelijke aspecten van hun samenleving regelt. Van een dergelijke overeenkomst kan sprake zijn doordat een schriftelijke samenlevingsovereenkomst is aangegaan, of uitdrukkelijke dan wel stilzwijgende afspraken zijn gemaakt. Daarnaast is mogelijk dat een aanspraak bestaat op grond van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. Tussen informeel samenlevenden bestaat een rechtsverhouding die mede wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Ook als ter zake van bepaalde uitgaven niet een vergoedingsrecht kan worden aangenomen op grond van overeenkomst of de overige in Boek 6 BW geregelde rechtsfiguren, kan zo’n vergoedingsrecht in verband met de bijzondere omstandigheden van het geval voortvloeien uit de eisen van redelijkheid en billijkheid. 2. a. Gemeenschap. Nu de woning uitsluitend aan de man toebehoort, kan met betrekking tot de woning geen gemeenschap bestaan en dus ook geen daaruit voortvloeiend vergoedingsrecht. b. Ongerechtvaardigde verrijking. Voor het oordeel dat de man zich de kosten van de verbouwing heeft bespaard en aldus is verrijkt, is nodig dat, als de vrouw die kosten niet voor haar rekening had genomen, de man die kosten zelf zou hebben gemaakt of verplicht was te maken. In dit geding kan daarvan niet worden gesproken. c. Redelijkheid en billijkheid. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat de vrouw geen bijzondere feiten en omstandigheden heeft gesteld die, ervan uitgaande dat de man niet in staat was om de kosten van de verbouwing zelf te voldoen en niet is verrijkt, kunnen meebrengen dat zij desalniettemin een uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeiend vergoedingsrecht heeft