RFR 2022/109
Mag de rechter het ouderlijk gezag tijdelijk, voor de duur van een jaar, beëindigen op grond van art. 1:253a BW?
HR 13-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:684
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 mei 2022
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, F.J.P. Lock, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/00729
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS659553:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:991, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑07‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:556, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑2022
ECLI:NL:HR:2022:684, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑05‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1111, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑02‑2021
- Wetingang
Art. 1:253a, 1:266-268 BW
Essentie
Gezag en omgang.
Mag de rechter, als geen verzoek op de voet van art. 1:266-267 BW is ingediend, het ouderlijk gezag tijdelijk, voor de duur van een jaar, beëindigen op grond van art. 1:253a BW?
Samenvatting
Ouders hebben gezamenlijk gezag over hun uit hun huwelijk geboren kinderen. Na echtscheiding zijn zij beiden met het gezag over beide kinderen belast gebleven. De kinderen zijn vanaf 15 november 2016 onder toezicht gesteld geweest, met ingang van 8 november 2018 van de GI. In dit geding hebben de vader en de moeder ieder afzonderlijk verzocht om ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.