Hof Amsterdam, 26-02-2019, nr. 200.229.574/04 OK
ECLI:NL:GHAMS:2019:645
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
26-02-2019
- Zaaknummer
200.229.574/04 OK
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:645, Uitspraak, Hof Amsterdam, 26‑02‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2019-0103
Uitspraak 26‑02‑2019
Inhoudsindicatie
OK; enquêterecht; beschikking van de voorzitter van de Ondernemingskamer; afwijzing van het verzoek van DeSeizoenen B.V. om haar te machtigen mededelingen te doen over de aanbevelingen van de onderzoeker in het conceptonderzoeksverslag en deze te verstrekken aan publieke toezichthouders en de lokale cliëntenraden van DeSeizoenen B.V.
Partij(en)
beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.229.574/04 OK
beschikking van de voorzitter van de Ondernemingskamer van 26 februari 2019
inzake
DE CENTRALE CLIËNTENRAAD VAN DESEIZOENEN B.V.,
gevestigd te Oploo,
VERZOEKER,
advocaten: mr. H.W.L. de Beaufort en mr. H.A. de Savornin Lohman, beiden kantoorhoudende te Amsterdam, en mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh, kantoorhoudende te Rotterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DESEIZOENEN B.V.,
gevestigd te Oploo,
VERWEERSTER,
advocaten: mr. S.J.H.M. Berendsen en mr. B. Kemp, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WW ZORG GROEP B.V.,
gevestigd te Bussum,
2. [A],
wonende te [...] ,
3. [B],
wonende te [...] ,
4. [C],
wonende te [...] ,
5. Peter [D],
wonende te [...] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: mr. W.K. Bischot en mr. N.M. Suurmond, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
6 DE LEDEN VAN DE RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN DESEIZOENEN B.V.,
a. a) [E],
b) [F],
c) [G],
d) [H],
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: mr. P.D. Olden en mr. F.H. Oosterloo, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding
1.1
In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
verzoeker als de CCr;
verweerster als DeSeizoenen;
belanghebbenden onder 1 tot en met 5 gezamenlijk als WW Zorg Groep c.s.;
belanghebbenden onder 6 a) tot en met d) gezamenlijk als de raad van commissarissen.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de voorzitter van de Ondernemingskamer naar de beschikkingen van de Ondernemingskamer van 30 april 2018, 2 mei 2018, 27 juni 2018 en 17 en 24 december 2018, alle onder zaaknummer 200.229.574/01 OK, en naar de beschikking van de raadsheer-commissaris van 16 oktober 2018, onder zaaknummer 200.229.574/02 OK.
1.3
Bij de beschikkingen van 30 april 2018 en 2 mei 2018 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van DeSeizoenen over de periode vanaf 10 januari 2012 tot 15 maart 2016 en mr. J.M. Blanco Fernández te Amsterdam (hierna: de onderzoeker) benoemd teneinde het onderzoek te verrichten.
1.4
Op 21 december 2018 heeft de onderzoeker het verslag met bijlagen 1 tot en met 50 van het in 1.3 bedoelde onderzoek aan de Ondernemingskamer doen toekomen (hierna: het verslag).
1.5
Bij de beschikking van 24 december 2019 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het verslag, tezamen met de bijlagen 1 tot en met 30, ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage liggen voor een ieder en dat de overige bijlagen ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage liggen voor belanghebbenden. De griffier heeft het verslag met bijlagen ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegd.
1.6
De CCr heeft bij op 4 februari 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht – kort gezegd – wanbeleid bij DeSeizoenen vast te stellen en bepaalde voorzieningen te treffen.
1.7
DeSeizoenen heeft bij brief van haar advocaten, met bijlagen, van 5 februari 2019 de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht om haar te machtigen (i) mededelingen te doen over de (in 2.2 te noemen) aanbevelingen van de onderzoeker in het concept onderzoeksverslag en (ii) de aanbevelingen te verstrekken aan (a) de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) en (b) de lokale cliëntenraden van DeSeizoenen.
1.8
Bij brief van mr. De Savornin Lohman van 11 februari 2019 met bijlagen heeft de CCr te kennen gegeven er geen bezwaar tegen te hebben dat het concept verslag, maar dan in zijn geheel, ter beschikking wordt gesteld aan de IGJ en de NZa en dat, voor zover het verzoek betrekking heeft op mededelingen aan de lokale cliëntenraden, De Seizoenen daarin niet-ontvankelijk is, althans dat het verzoek moet worden afgewezen.
1.9
Bij e-mail van mr. E.C. Harting, advocaat te Amsterdam, hebben WW Zorg Groep c.s. te kennen gegeven het verzoek van DeSeizoenen te steunen.
1.10
Bij brief van mr. Olden van 11 februari 2019 heeft de raad van commissarissen zich gerefereerd aan het oordeel van de voorzitter van de Ondernemingskamer
2. De feiten
2.1
De voorzitter van de Ondernemingskamer verwijst naar de feiten genoemd onder 2.1 tot en met 2.28 van de beschikking van 30 april 2018 en voegt daaraan het volgende toe.
2.2
Op 26 november 2018 heeft de onderzoeker een concept van het onderzoeksverslag (hierna: het concept verslag) aan partijen gezonden en partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. In het concept verslag heeft de onderzoeker, “gehoor gevend aan een verzoek van alle partijen” enkele “niet uitputtende suggesties” gedaan voor “herstel van de gemaakte fouten” (hierna: de aanbevelingen).
2.3
In het eindverslag staat vermeld:
“(…)
7. Alle partijen hebben aan de onderzoeker tijdens de interviews te kennen gegeven deze enquête te willen beschouwen als een middel tot herstel van de verhoudingen. Zij hebben de onderzoeker verzocht bij de opstelling van het verslag daarmee rekening te houden door bijvoorbeeld oplossingsrichtingen aan te dragen als hij dat opportuun acht. In het concept-verslag heeft hij daartoe enkele voorstellen gedaan.
8. Enkele dagen nadat het concept-verslag aan partijen was gestuurd hebben alle partijen behalve de ccr de onderzoeker meegedeeld, naar aanleiding van berichtgeving in de media over DeSeizoenen, dat de kans op een vruchtbare dialoog verkeken was. Zij hebben de onderzoeker gevraagd het onderzoek af te ronden. (…)
9. In dit verslag zijn de voorstellen niet opgenomen, omdat niet gebleken is dat zij door alle partijen voldoende worden ondersteund.”
2.4
De IGJ heeft bij brief van 11 januari 2019 aan het bestuur van DeSeizoenen gemeld dat zij, in samenwerking met de NZa, een onderzoek instelt “(…) naar financiële risico’s en of deze leiden of kunnen leiden tot risico’s voor de kwaliteit, veiligheid en continuïteit van de zorg bij DeSeizoenen B.V.”. De IGJ heeft DeSeizoenen verzocht informatie te verstrekken, waaronder de “(…) [v]oorlopige (niet gepubliceerde) aanbevelingen van mr. Blanco Fernandez in conceptverslag en de besluitvorming over de uitvoering van deze aanbevelingen (…)”.
3. De gronden van de beslissing
3.1
DeSeizoenen heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de IGJ en de NZa haar hebben verzocht de aanbevelingen te verstrekken. DeSeizoenen heeft er een zwaarwegend belang bij daaraan gehoor te geven, omdat het verloop en de uitkomsten van het onderzoek van de IGJ en de NZa van groot belang zijn voor haar, haar cliënten en alle betrokken partijen. In dat kader wil DeSeizoenen zich zo transparant mogelijk opstellen tegenover de IGJ en de NZa, welke openheid een doel is van zowel de enquêteprocedure als het onderzoek van de IGJ en de NZa. Daarnaast wenst DeSeizoenen ook de lokale cliëntenraden te informeren over de aanbevelingen. De huidige samenstelling van de CCr is niet evenwichtig of representatief, nu drie van de zes lokale cliëntenraden thans niet vertegenwoordigd zijn in de CCr. Volgens DeSeizoenen is een aantal lokale cliëntenraden het niet eens met de wijze waarop de CCr invulling geeft aan de medezeggenschap en heeft de CCr hen niet geïnformeerd over genomen (juridische) stappen. Verstrekking van de aanbevelingen aan de lokale cliëntenraden kan bijdragen aan herstel van de verhoudingen tussen partijen, aldus DeSeizoenen.
3.2
De CCr heeft als verweer het volgende naar voren gebracht. Het is wettelijk verboden om mededelingen uit het conceptverslag te doen, terwijl de voorzitter van de Ondernemingskamer geen of slechts zeer beperkte ruimte heeft voor het verlenen van een machtiging om dit wel te doen. De CCr heeft er niettemin geen bezwaar tegen dat het gehele conceptverslag aan de IGJ en de NZa wordt verstrekt. Wel heeft de CCr er bezwaar tegen dat DeSeizoenen de aanbevelingen aan de lokale cliëntenraden doet toekomen. Onduidelijk is wat DeSeizoenen daarmee beoogt te bereiken, nu dit niet tot het door haar voorgestane herstel van de verhoudingen zal kunnen leiden, terwijl DeSeizoenen het beleid voert om allerlei personen bij het geschil met de CCr te betrekken met als doel druk uit te oefenen op de CCr om de enquêteprocedure in te trekken. Hierdoor heeft DeSeizoenen geen dan wel onvoldoende belang bij terzijdestelling van het wettelijk verbod voor zover haar verzoek op de lokale cliëntenraden ziet. In zoverre dient DeSeizoenen niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar verzoek, althans dient dit te worden afgewezen.
3.3
De voorzitter van de Ondernemingskamer overweegt als volgt.
3.4
Artikel 2:353 lid 3 BW biedt de mogelijkheid een machtiging te verzoeken tot het doen van mededelingen aan derden uit een (niet voor een ieder ter inzage gelegd) onderzoeksverslag. Met betrekking tot een concept verslag bepaalt de slotzin van artikel 2:351 lid 4 BW dat het een ieder verboden is mededelingen te doen uit de inhoud daarvan. De wet vermeldt niet dat een machtigingsverzoek kan worden gedaan ten aanzien van een conceptverslag.
3.5
De voorzitter van de Ondernemingskamer heeft in zijn beschikking van 13 februari 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:1068), in een geval waarin nog geen verslag ter griffie was gedeponeerd, overwogen dat beperkte ruimte bestaat voor analoge toepassing van artikel 2:353 lid 3 BW indien het verzoek betrekking heeft op een concept verslag.
3.6
In het onderhavige geval is het (definitieve) verslag reeds ter griffie gedeponeerd. In een zodanig geval geldt als regel dat geen machtiging kan worden gevraagd om mededelingen te doen uit het conceptverslag. De omstandigheid dat de onderzoeker – kennelijk op verzoek van alle partijen – buiten zijn eigenlijke taak als onderzoeker is getreden door het doen van suggesties gericht op herstel van de verhoudingen en de onderzoeker die aanbevelingen niet in het (definitieve) verslag heeft opgenomen omdat hem niet gebleken is dat zij door alle partijen voldoende worden ondersteund, pleit tegen het maken van een uitzondering op die regel.
3.7
De voorzitter van de Ondernemingskamer ziet daartegenover geen zwaarwegende argumenten om wel een uitzondering te maken. Noch het onderzoek van de IGJ en de NZa, noch het functioneren van de medezeggenschap van de cliënten van DeSeizoenen is redelijkerwijs afhankelijk van kennisneming van de aanbevelingen.
3.8
Het verzoek van DeSeizoenen zal derhalve worden afgewezen.
4. De beslissing
De voorzitter van de Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van DeSeizoenen B.V. af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, op 26 februari 2019.