Cursivering en vetgedrukt als in origineel.
HR, 04-07-2023, nr. 21/04879
ECLI:NL:HR:2023:1039
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
04-07-2023
- Zaaknummer
21/04879
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1039, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑07‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:521
ECLI:NL:PHR:2023:521, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑05‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1039
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑07‑2023
Inhoudsindicatie
Caribische zaak. Medeplegen moord in Curaçao (art. 2:262 SrC). Bewijsklacht medeplegen. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 22/02374 C (niet gepubliceerd; geen middelen ingediend, verdachte n-o) en 22/02375 C.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/04879 C
Datum 4 juli 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 11 november 2021, nummer H 110/20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De raadsman heeft bij aanvullende schriftuur het eerste cassatiemiddel ingetrokken en de toelichting op het tweede cassatiemiddel aangevuld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze vijftien jaren en negen maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2023.
Conclusie 23‑05‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Caribische zaak. Medeplegen van moord (art. 2:262 SrC). M1: ingetrokken. M2: falende motiveringsklachten over bewezenverklaring medeplegen. M3: slagende klacht schending inzendtermijn in cassatie. Ambtshalve: overschrijding redelijke termijn in cassatie. Strekt tot strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn en verwerping van het beroep voor het overige. Hangt samen met 22/02375.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/04879 C
Zitting 23 mei 2023
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de verdachte.
Inleiding
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Hof) heeft bij vonnis van 11 november 2021 het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao (hierna: Gerecht) van 7 augustus 2020 bevestigd, behalve ten aanzien van de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde en de strafoplegging. Bij zijn vonnis heeft het Gerecht het onder 1 bewezenverklaarde gekwalificeerd als “medeplegen van moord”. Het Hof heeft het onder 2 bewezenverklaarde gekwalificeerd als “medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd” en de verdachte wegens het onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren met aftrek van voorarrest.
Er bestaat samenhang met de zaak 22/02375. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de verdachte heeft S.F.W. van ‘t Hullenaar, advocaat te Arnhem, drie middelen van cassatie voorgesteld. Bij aanvullende schriftuur van 26 oktober 2022 is het eerste middel ingetrokken en is de toelichting op het tweede middel aangevuld.
Het tweede middel
4. Het middel bevat de klacht dat ten aanzien van feit 1 de bewezenverklaring van het medeplegen onbegrijpelijk en/of ontoereikend is gemotiveerd.
5. Ten laste van de verdachte is door bevestiging van het vonnis van het Gerecht bewezenverklaard dat:
“Feit 1:
Primair:
hij, op 2 september 2019, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met vuurwapens schoten gelost op en in de richting van die [slachtoffer] , die zich in een personenauto bevond ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] schotwonden aan/in het lichaam heeft bekomen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
Feit 2:
hij, op 2 september 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen vuurwapens, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.”
6. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:1.
“1. Een geschrift, te weten een sectierapport S19-052, opgemaakt op 11 september 2019, door [betrokkene 1] (p. 175-187, Eindpv Fashion). Dit rapport houdt in:
Time of death/found death: 02.09.2019,11.00.
Genciel Recbel Joshua [slachtoffer] , birth date [geboortedatum] .1995, has been a 23 year old black male who was shot on 02.09.2019, ca. 10.00 on Caracasbaaiweg.
Conclusions:
During the autopsy, 1 graze shot, 11 perforating and 6 penetrating gunshot trajectories (18 in total) with 35 gunshot injuries (including exit- second entry-, second exit and graze shot wounds) could be found.
Cause of death:
Internal bleeding to death due to gunshots.
2. Een proces-verbaal van camerabeelden, opgemaakt in de wettelijke vorm op 24 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (p. 43-82 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in, zakelijk weergegeven:
De witte Hyundai Accent komt op de Caracasbaaiweg vanuit oostelijke richting aanrijden en slaat linksaf naar de naamloze weg voor de [A] , draait rechts de parkeerplaats van de [A] op en parkeert. De rode Kia Sportage met donkergetinte ruiten komt ook vanuit oostelijke richting op de Caracasbaaiweg aanrijden, slaat linksaf naar de naamloze weg voor de [A] en rijdt vervolgens op die weg in zuidelijke richting door.
De bijrijder (het latere slachtoffer [slachtoffer] ) en de bestuurder ( [betrokkene 2] , de vriendin van [slachtoffer] ) van de Hyundai Accent stappen uit de auto en gaan bij de [A] naar binnen. In de tussentijd komt de Kia Sportage vanuit zuidelijke richting op de naamloze weg voor de [A] aanrijden en slaat rechtsaf weer de Caracasbaaiweg op, in oostelijke richting. Enkele minuten later komen [slachtoffer] en [betrokkene 2] vanuit de [A] , stappen in de Hyundai Accent en rijden de parkeerplaats af. De rode Kia Rio komt vanuit westelijke richting op de Caracasbaaiweg aanrijden, slaat rechtsaf de naamloze weg voor de [A] in en rijdt de parkeerplaats op. De Hyundai Accent rijdt linksaf de Caracasbaaiweg op. De Kia Rio rijdt pal achter de Hyundai Accent vanaf de parkeerplaats naar de Caracasbaaiweg en slaat ook linksaf.
Vervolgens wordt waargenomen dat de Hyundai Accent met daarachter de Kia Rio, vijftien seconden later gevolgd door de Kia Sportage, vanuit oostelijke richting in westelijke richting over de Caracasbaaiweg rijden.
De Kia Sportage slaat voor [B] rechtsaf de Bronsweg in. De Kia Sportage rijdt vervolgens om het blok waar [B] in is gevestigd heen, gaat weer de Caracasbaaiweg op, rijdt in oostelijke richting naar de supermarkt [C] en parkeert daar op de parkeerplaats. De Hyundai Accent rijdt in de tussentijd door en parkeert voor [B] . De Kia Rio parkeert voor de ATM van de MCB-bank bij de [D] . De Kia Rio rijdt een aantal keren achteruit en vooruit.
Opmerking verbalisant:
De plek waar de Kia Rio heeft geparkeerd, voor de [D] , ligt op ongeveer 50 of 60 meter afstand van de Hyundai Accent die voor [B] stond geparkeerd. Vanaf de positie van de Kia Rio is er ook goed zicht op de parkeerplaats voor [B] .
[slachtoffer] en [betrokkene 2] stappen uit de Hyundai Accent en lopen naar [B] . Enkele minuten later loopt [slachtoffer] terug naar de auto en gaat zitten op de bijrijdersstoel. De Kia Sportage rijdt op dat moment weg bij [C] , slaat de Bronsweg in en stopt ter hoogte van de huizen in de bocht op de Tinweg. De bijrijder van de Kia Sportage stapt uit en doet iets in gebukte houding achter de auto (opmerking verbalisant: vermoedelijk werd de achter kentekenplaat verwijderd). Daarna rijdt de Kia Sportage richting de Korporaalweg/Bronsweg.
De bestuurder van de Kia Rio is gedurende de ongeveer 8 minuten dat hij bij de [D] geparkeerd stond niet uitgestapt. Ongeveer 3 minuten nadat de Kia Sportage de parkeerplaats bij het [C] had verlaten rijdt de Kia Rio de parkeerplaats bij het [C] op en neemt nagenoeg dezelfde positie in als de Kia Sportage daarvoor had.
Vervolgens worden omstreeks 10:00 uur twee mannen gezien die in versnelde looppas vanuit de Bronsweg richting [B] op de Caracasbaaiweg lopen. De persoon met het licht gekleurde shirt is als eerste aan de bijrijderskant van de Hyundai Accent. Hij strekt zijn beide armen en begint te schieten. Enkele seconden later komt de tweede persoon met een roodkleurig shirt aan, aan de bijrijderskant van de Hyundai Accent en begint ook te schieten.
Ongeveer een minuut later rennen beide personen in oostelijke richting weg. De persoon met het lichtkleurige shirt heeft het vuurwapen in zijn rechterhand en de persoon met het roodkleurige shirt heeft het vuurwapen in zijn linkerhand. Hierna is te zien hoe de Kia Sportage vanaf de Korporaalweg de Caracasbaaiweg oprijdt.
De Kia Rio rijdt na het schietincident vanaf de parkeerplaats van [C] rechtsaf de Caracasbaaiweg op.
Bij de kruising van de Korporaalweg en de Caracasbaaiweg botsen de Kia Sportage en de Kia Rio bijna tegen elkaar. Vervolgens rijden beide voertuigen achter elkaar in oostelijke richting op de Caracasbaaiweg weg; de Kia Rio voorop gevolgd door de Kia Sportage.
3. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 15 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (p. 38 persoonsdossier [betrokkene 3] , 4e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
In de maand september van dit jaar, het was na 2 september 2019, had [medeverdachte 1] mij verteld dat hij zijn auto had gebruikt om iets heel slechts te doen. Met zijn auto bedoelde [medeverdachte 1] zijn rode Kia Sportage. Alle ruiten van de auto van [medeverdachte 1] zijn donker getint. Ik had [medeverdachte 1] gevraagd wat hij heeft gedaan. Hierop kreeg ik geen antwoord.
Enkele dagen nadat ik als getuige werd gehoord had ik een gesprek met [medeverdachte 3] . Ik herinnerde mij dat tijdens het getuigenverhoor de rechercheur mij over 2 september 2019 bleef vragen. [medeverdachte 3] vertelde mij dat hij en [medeverdachte 1] op 2 september 2019 samen waren.
4. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 20 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (p. 46-52 persoonsdossier [betrokkene 3] , 5e verhoor). Dit proces verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
Wij, verbalisanten, confronteren [betrokkene 3] met een compilatie van diverse camerabeelden van de omgeving van [B] op de Caracasbaaiweg van 2 september 2019 tussen 9:30 en 10:10 uur.
De gezichten van de personen waren bedekt met kledingstukken, maar ze lijken op [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Ik zie dat de persoon met de lichtkleurige trui een vuurwapen in zijn rechterhand heeft. Deze persoon lijkt op [medeverdachte 3] . Ik herken hem aan de lengte en vorm van zijn lichaam. [medeverdachte 3] is breed aan zijn bovenlichaam en smal aan zijn onderlichaam. De persoon die een vuurwapen in zijn linkerhand vast heeft herken ik als [medeverdachte 1] . Ik herken hem aan de slanke vorm van zijn lichaam. Verder herken ik hem ook aan het rode hemd met lange mouwen. Ik heb [medeverdachte 1] eerder met dat hemd gezien. Ik denk dat dit hemd tussen zijn kleren ligt, die bij mij thuis liggen.
5. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 26 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 1] en [verbalisant 5] (p. 482-483 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in:
Wij zagen dat [betrokkene 3] in een rechte lijn naar een kamer liep waar zij twee koffers aanwees. Zij wist zeker dat het rood/zwarte jack in een van de koffers zou moeten zitten, aangezien zij de koffers voor [medeverdachte 1] had ingepakt. In een van de koffers trof ik, [verbalisant 3] , het jack aan. Wij, verbalisanten, zagen dat dit een rood met zwart trainingsjack betreft van het merk Nike. Het middelste gedeelte, de binnenkant van de mouw en de ritssluiting, hebben een felrode kleur. De bovenzijde van het jack, de buitenkant van de mouw en het elastiek onderin hebben een zwarte kleur. Ik heb dit trainingsjack vergeleken met het screenshot afkomstig van een camerabeeld van [E] , dat direct na de moord op [slachtoffer] is opgenomen, waarop te zien is dat de schutter bovenkleding draagt met dezelfde uiterlijke kenmerken als dit trainingsjack.
In dezelfde koffer trof ik, [verbalisant 3] , een pet aan. Wij, verbalisanten, zagen dat het een felrode pet betreft van het merk Nike. We hebben deze pet vergeleken met het screenshot afkomstig van [E] , dat direct na de moord op [slachtoffer] is opgenomen, waar op te zien is dat de schutter een zelfde kleur pet draagt als de kleur van deze pet.
6. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 26 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (p. 64-65 persoonsdossier [betrokkene 3] , 7e verhoor) Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
[medeverdachte 3] vertelde mij dat hij samen met [medeverdachte 1] op 2 september 2019 bij [B] de man had doodgeschoten. Hiervoor hadden zij de auto van [medeverdachte 1] , de rode Kia Sportage met donkergetinte ruiten, gebruikt. Verder vertelde [medeverdachte 3] mij dat [verdachte] met zijn auto, de rode Kia Rio, op de uitkijk stond.
[medeverdachte 3] had mij op dat moment niet de reden verteld waarom hij samen met [medeverdachte 1] de man had doodgeschoten.
Ik had aan [medeverdachte 3] gevraagd waarom ze de auto van [medeverdachte 1] hadden meegenomen. [medeverdachte 3] vertelde mij dat ze geen andere auto hadden. Verder had ik aan [medeverdachte 3] gevraagd waarom ze de man hadden doodgeschoten en of ze een probleem met deze man hadden. [medeverdachte 3] vertelde dat ze geen probleem hadden met de man. Ik vroeg vervolgens aan [medeverdachte 3] of ze het voor geld hadden gedaan. [medeverdachte 3] vertelde mij dat hij het voor geld had gedaan.
[medeverdachte 3] vertelde verder dat hij zou gaan onderduiken en begin volgend jaar, 2020, zichzelf bij de politie zou gaan aangeven voor de moord op de man.
Nadat [medeverdachte 3] mij had verteld dat hij samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] betrokken was bij het doodschieten van de man ben ik naar [verdachte] gegaan. Ik had aan [verdachte] gevraagd wat hij mij kon vertellen over de man die werd doodgeschoten op 2 september 2019 voor [B] . [verdachte] vertelde mij dat een persoon, wiens naam ik me niet meer kan herinneren, de man had gevolgd van waar hij verbleef. Vervolgens zou deze persoon [verdachte] hebben gebeld en aan hem hebben doorgegeven dat de man in een auto op de Caracasbaaiweg reed. [verdachte] vertelde mij verder dat hij de auto waarin de man reed zou hebben gevolgd en vervolgens dit ook telefonisch aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] had doorgegeven. [verdachte] werd erg nerveus terwijl hij dit aan mij vertelde.
Na mijn verhoren bij de politie heb ik [medeverdachte 3] en [verdachte] een aantal keren ontmoet. Deze ontmoetingen waren omdat beiden wilden weten wat ik bij de politie had verklaard. Verder wilden ze ook weten wat er gaande was en of de politie op zoek was naar hen. [medeverdachte 3] had ook zijn vriendin [betrokkene 4] naar mij toegestuurd, om te kijken hoe het met mij ging en of ik wist dat [verdachte] ook werd aangehouden. Verder wilde [medeverdachte 3] ook weten of de politie mij had gebeld.
7. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 22 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (p. 192-194 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum door de verbalisant uitgewerkte, met een technisch hulpmiddel in de auto van [betrokkene 3] , afgeluisterde gesprekken:
[medeverdachte 3] :
Min por kai sera awoki. Ma bisa ki ta pasa. Ora anja habri mi ta move normal numa. Nan arestami nan arestami numa. Paso mi sa bon bon nan ta bin puntrami kos. Pero wak no, mi no ta kla pa bai sino niun hende no ta bai atende nada pa nos. (Vertaling: Ik kan nu niet opgesloten worden. Ik heb gezegd wat er moet gebeuren. In het nieuwe jaar zal ik weer normaal gaan bewegen. Als ze mij aanhouden, laat ze mij aanhouden. Ik weet heel goed dat ze mij dingen zullen komen vragen. Maar kijk ik ben niet klaar om opgesloten te worden, anders is er niemand die dingen voor ons zal regelen).
[medeverdachte 3] :
Ta pesei ma wak un kluis akinan. Ta anochi so mi ta sali wak e. (Vertaling: Daarom heb ik hier een schuilplaats gezocht. Alleen in de avond uren ga ik het bekijken.)
[medeverdachte 3] :
Ajera nan a sigui [verdachte] . Bo sa ki ta keda mi straño dikon nan no ta keda riba [verdachte] . Nan tin den nan kabes ku [verdachte] ta hasi e homber e fabor. Korda nan ta tur dia huntu. Si mi tambe tabata tur dia huntu lastu ei nan lo a hanja mi tambe. (Vertaling: Ze hebben [verdachte] gisteren gevolgd. Weetje ioat me verbaast, waarom ze niet op [verdachte] blijven. Ze hebben in hun hoofd dat [verdachte] klusjes voor de man doet. Herinner dat ze elke dag samen zijn. Als ik laatst ook elke dag samen was, zouden ze mij ook krijgen.)
[betrokkene 3] :
[verdachte] ta den su mumdu. E dia [medeverdachte 1] a bisa mi e koi. Min ta korda kiko [medeverdachte 1] a bisa [verdachte] . [verdachte] di: “no rustig". Bo sa kiko [medeverdachte 1] a bira bisa mi: “No ta su auto”. [verdachte] riba un rust e ta. (Vertaling: [verdachte] zit in zijn wereld. Die dag had [medeverdachte 1] mij dat verteld. Ik kan mij niet herinneren wat [medeverdachte 1] aan [verdachte] had verteld. [verdachte] zei: “nee rustig”. Weet je wat [medeverdachte 1] gelijk tegen mij zei: “het is zijn auto niet”. [verdachte] is gewoon op zijn gemak.)
[medeverdachte 3] :
Pa kaso di asesinato nan lo no laga boso bai kas. Ni lo bo no a hanja e kos aki bek (bati riba e auto). Ni abo, ni [verdachte] . Mi sa kiko mi ta bisabo. Ku ta asesinato nan kemen ku ta ku e sen di asesinato a kumpra e kosnan aki, bosnan no ta hanjanan bek. Anto einan ki mi a kaba di komronde di mi eksperensha. E hendenan aki a aresta [medeverdachte 1] unparti pa e komunidat keda rustig, ku nan aresta un hende den e kaso anto e otro parti wak ki nan por primi saka, ki nan por investiga te na unda nan por jega. Paso horen zeggen. Nan no a hanje ku gun, nan no a hanja niun konjo. (Vertaling: Voor een moordzaak zouden ze jullie niet naar huis laten gaan en je zou dit (klopt op de auto) ook niet terugkrijgen. Noch [verdachte] , noch jij. Ik weet wat ik jou vertel. Als ze menen dat met het geld van de moord de dingen zijn gekocht, krijgen jullie ze niet meer terug. En op dat moment heb ik begrepen van mijn ervaring dat ze [medeverdachte 1] hebben aangehouden gedeeltelijk om de maatschappij gerust te stellen dat ze een aanhouding hebben verricht in de zaak en aan de andere kant om druk te zetten om te kijken wat ze eruit kunnen halen, wat ze kunnen onderzoeken en tot waar ze kunnen gaan. Want van horen zeggen. Want ze hebben geen vuurwapen bij hem gevonden, ze hebben geen kut gevonden.)
[medeverdachte 3] :
Mi ta papia ku [verdachte] tambe. (Vertaling: Ik ga ook met [verdachte] praten.)
8. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (p. 227-228 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in, als het op genoemde datum door de verbalisant, afgeluisterde en uitgewerkte voicebericht uit de telefoon van [betrokkene 5] :
Het volgende wordt op de voice message in het Papiaments ingesproken:
“Porta mañan of e siman aki mi tin ku bin keda den [F] . [betrokkene 6] , [F] .... Ajaaaajaaaiiiiiii. Un bes aki [medeverdachte 1] tin ku bai page, pa mi wak un ganga anto mi ta bai aden bai sluip. Yoooo Ajaaajaaaaiiii. Oeeeehhh.”
Vrije vertaling naar het Nederlands door de verbalisant:
Misschien morgen of een van deze dagen van de week moet ik in het hotel [F] verblijven. [betrokkene 6] , [F] .... Ajaaaajaaaiiiiiii. Zometeen gaat [medeverdachte 1] het betalen, ik moet een goede offer gaan kijken en ik ga in het hotel om te spioneren. Yoooo Ajaaajaaaaiiii. Oeeeehhh.
9. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 22 mei 2020 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 3] (p. 9-10 los stuk, 12e verhoor [verdachte] ). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
Op de telefoon van [betrokkene 5] werd een voicenote aangetroffen die door jou naar haar werd verstuurd. Van wie is de stem in die voicenote? Dat is mijn stem.
10. Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 20 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (p. 636-639 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 7]:
Ik word [betrokkene 7] genoemd.
Aan de getuige wordt een foto-afbeelding getoond van een rode Kia Sportage. Deze auto werd naar mijn woning gebracht. Deze auto heeft in de maand september (het gerecht begrijpt: 2019) twee weken bij mijn woning gestaan. De nummerplaat is [kenteken 1] . De letter kan ik mij niet herinneren.
Op de radio hoorde ik over het schietincident dat plaatsvond op de Caracasbaaiweg bij [B] . Dit was volgens mij op een maandag begin september. De volgende dag werd de rode Kia Sportage door de man bijgenaamd [medeverdachte 1] , die in de [wijk] woont, naar mijn woning gebracht. Hij had tegen mij gezegd dat indien de politie/recherche bij mij thuis zou komen ik tegen hen moest zeggen dat de auto al een langere periode bij mij staat.
Herken je de man (het gerecht: [medeverdachte 1] ) op de foto die aan jou werd getoond? Dat is [medeverdachte 1] .
Aan de getuige wordt een foto-afbeelding getoond (het gerecht: [verdachte] ). [medeverdachte 1] was samen met hem (het gerecht begrijpt: de verdachte) de rode Kia Sportage komen brengen naar mijn huis.
11. Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 15 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (p. 622 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 8]:
Over de Kia Sportage met kenteken [kenteken 1] kreeg ik op maandag 14 oktober 2019 een voicebericht via Facebook van het account “ [verdachte] ”, die mij vroeg om een voertuig voor hem te verkopen.
We spraken af dat hij het voertuig diezelfde dag zou brengen. Een roodgelakte Kia Rio en een roodgelakte Kia Sportage kwamen mijn terrein op rijden. Uit de Kia Rio stapte de man die ik herkende als [verdachte] . [verdachte] vertelde dat de rode Kia Sportage verkocht moest worden en dat de eigenaar van de auto optrad als bestuurder. Zij lieten de Kia Sportage bij mij achter en reden weg in de Kia Rio. Tijdens mijn gesprek met [verdachte] bleef de bestuurder van de roodgelakte Kia Sportage op de achtergrond en hij zei niks.
12. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 21 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (p. 23-30 persoonsdossier [medeverdachte 1] , 3e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 1]:
Mijn bijnaam is [medeverdachte 1] .
Het klopt dat ik de feitelijke eigenaar ben van de rode Kia Sportage met kenteken [kenteken 1] .
Ik heb de rode Kia Sportage met kenteken [kenteken 1] naar [betrokkene 7] gebracht.
Ik was samen met [verdachte] de auto gaan ophalen in de rode Kia Rio. Ik heb de auto samen met [verdachte] naar [G] gebracht om te verkopen. Met [verdachte] bedoel ik [verdachte] . De rode Kia Rio is van [verdachte] . Ik bleef op de achtergrond toen we de auto naar [G] gingen brengen.
13. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7 januari 2020 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (p. 141 persoonsdossier [medeverdachte 1] , 8e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 1]:
Ik ben linkshandig.
14. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 30 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (p. 16 en 17 persoonsdossier [verdachte] , 1e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik heb een rode Kia Rio voorzien van kenteken [kenteken 2]. De enige vriend die ik heb is [medeverdachte 1] . Ik noem hem [medeverdachte 1] . Hij noemt mij [verdachte] .
15. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 5 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (p. 83-84 persoonsdossier [verdachte] , 5e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
Op 2 september 2019 was ik bij de [A] . Ik zag dat de witte Hyundai Accent geparkeerd stond op de parkeerplaats. Ik volgde de witte Hyundai Accent op de Caracasbaaiweg totdat deze bij [B] stopte. Ik parkeerde voor de ATM van een bank op de Caracasbaaiweg. Ik ben daarna bij [C] gaan parkeren. Toen ik bij [C] stond zag ik twee jongens uit een straat komen. Zij renden naar de witte Hyundai Accent en zijn terug de straat in gelopen. Daarna reed ik in oostelijke richting op de Caracasbaaiweg.
16. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 4 december 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren A.E. Mercelina en [verbalisant 4] (p. 25 persoonsdossier [medeverdachte 3], 3e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 3]:
Toen [medeverdachte 1] werd aangehouden heb ik contact met [betrokkene 3] opgenomen om te kijken wat er gaande was. Wij hebben over de aanhouding van [medeverdachte 1] gesproken. Zij wist geen antwoorden over details te geven.
17. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 9 december 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 4] (p. 116 persoonsdossier [medeverdachte 3], 4e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [medeverdachte 3]:
Ik ben rechtshandig.
18. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 13 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (p. 242-243 Eindpv Fashion). Dit proces-verbaal houdt in:
De bestanden/data uit de mobiele telefoon van de man [verdachte] werden onderzocht. Vanuit dit digitale onderzoek werden door mij, verbalisant, verschillende telefoonnummers en contactnamen aangetroffen die bij nader inzoomen allen aan [medeverdachte 1] toebehoren.
Contactnaam:
[medeverdachte 1]
.
19. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 30 oktober 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (p. 26-27 persoonsdossier [verdachte] , 3e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
Ik ben [verdachte] .
20. Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 20 november 2019 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (p. 61 persoonsdossier [betrokkene 3] , 6e verhoor). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Deze persoon is [medeverdachte 3] .
Opmerking van verbalisanten: Aan de verdachte werd een foto getoond van:
Naam: [medeverdachte 3]
Voornamen: [medeverdachte 3].”
7. Het door het Hof bevestigde vonnis van het Gerecht bevat, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, de volgende bewijsoverwegingen:2.
“Bewijsoverwegingen
[…]
De rol van de verdachte: die van medepleger of medeplichtige?
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, omdat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en de bijdrage van de verdachte, voor zover daarvan al sprake is, ook niet van voldoende gewicht is. Van medeplichtigheid is evenmin sprake, omdat de verdachte geen opzet heeft gehad op zijn eigen bijdrage en ook niet wist dat er een moord zou worden gepleegd. Ook is de verdachte niet behulpzaam geweest voorafgaand aan of tijdens de moord.
In dit verband stelt het gerecht voorop dat voor de vaststelling of er sprake is van medeplegen het van belang is of er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de betrokkenen. Daarvoor moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht zijn geweest. De rechter kan daarbij rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
Uit het voicebericht dat de verdachte aan zijn vriendin heeft gestuurd blijkt dat hij zou gaan “sluipen” bij het [F], het hotel waar [slachtoffer] verbleef. De verdachte heeft vervolgens op de dag van de moord met zijn Kia Rio de auto van het slachtoffer gevolgd, nadat hij van een ander te horen had gekregen dat [slachtoffer] op de Caracasbaaiweg reed. Aangekomen bij [B] heeft hij [slachtoffer] in de gaten gehouden door de auto telkens zo te manoeuvreren dat hij zicht had op [B] waar [slachtoffer] zich bevond. De verdachte heeft dit telefonisch aan zijn medeverdachten doorgegeven, waardoor zij in staat waren op de juiste plaats en het juiste moment toe te slaan. Als de Kia Sportage met daarin de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] vlak voor de moord de parkeerplaats van [C] verlaat, gaat de verdachte met zijn Kia Rio op nagenoeg dezelfde plek staan als waar de Kia Sportage stond. Nadat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] het slachtoffer hebben beschoten, rijden de Kia Rio, met de verdachte als bestuurder, en de Kia Sportage met daarin de schutters tegelijk weg in oostelijke richting op de Caracasbaaiweg, waarbij de verdachte voorop reed.
Na de moord heeft de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] getracht de Kia Sportage te verbergen door deze naar de garage van [betrokkene 7] te brengen. De verdachte is een aantal weken later ook samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] naar het garagebedrijf [G] van [betrokkene 8] gegaan voor de verkoop van de Kia Sportage. Hiervoor heeft de verdachte contact gelegd met [betrokkene 8] en heeft hij met hem het gesprek over de verkoop gevoerd. De medeverdachte [medeverdachte 1] , die eigenaar was van de Kia Sportage, heeft zich hierbij op de achtergrond gehouden, terwijl de verdachte de verkoop heeft geregeld. Tenslotte heeft de verdachte na de moord, net als de medeverdachte [medeverdachte 3], contact onderhouden met [betrokkene 3] om op de hoogte te blijven van de verklaringen die zij bij de politie had afgelegd.
Naar het oordeel van het gerecht blijkt uit de hierboven geschetste feitelijke gang van zaken dat sprake was van een door de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] uitgevoerde gecoördineerde actie, waarbij sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij de bijdrage van de verdachte voldoende substantieel is geweest. Hij heeft immers zowel bij de voorbereiding (het sluipen) als ten tijde van de moord zelf (het zicht houden op en doorgeven van de locatie van de auto van het slachtoffer), als bij de afhandeling van de moord (het wegmaken van de Kia Sportage) een wezenlijke rol gespeeld.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van moord, zoals primair ten laste is gelegd, is onder meer vereist dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Daarvan is sprake indien de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven. Bij de beoordeling van dit criterium moet een weging en waardering worden gemaakt van de omstandigheden van het concrete geval, met dien verstande dat het gewicht moet worden bepaald van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van de voorbedachte raad pleiten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] het slachtoffer gedurende enige tijd in de gaten hebben gehouden en hebben achtervolgd. Als de auto van [slachtoffer] bij [B] parkeert, verplaatsen de verdachte en zijn medeverdachten de auto’s waarin zij zich bevinden meerdere malen om goed zicht te houden op het slachtoffer. Vervolgens rennen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] af op de auto waarin [slachtoffer] zich bevindt en beginnen zij, zodra zij bij de bijrijderskant van de auto aankomen doelbewust en van dichtbij op het slachtoffer te schieten. Gelet op deze feitelijke gang van zaken oordeelt het gerecht dat er kalm beraad en rustig overleg is geweest tijdens de voorbereiding en de uitvoering van deze actie van de verdachte en zijn medeverdachten, zodat van voorbedachte raad sprake is. Van een hevige gemoedsbeweging of plotselinge opwelling bij de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] of van andere aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken.”
8. In het middel wordt in de kern geklaagd dat de bewezenverklaring van het medeplegen onbegrijpelijk en/of ontoereikend gemotiveerd is.
9. Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld over medeplegen. Van medeplegen is sprake wanneer de verdachte een bewuste en nauwe samenwerking met een of meer anderen heeft. Dit is het geval als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Dit vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad heeft hierover dan ook geen algemene regels gegeven. Wel is een aantal aandachtspunten geformuleerd. Het accent ligt op de samenwerking en minder op de vraag wie de feitelijke handelingen heeft verricht.3.Niet vereist is dat de bijdrage van de verdachte gelijkwaardig is aan die van zijn of haar mededaders.4.Wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die normaal gesproken met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), moet de rechter indien hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, dit medeplegen in de bewijsvoering nauwkeurig motiveren. De rechter kan bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.5.
10. De toelichting op het middel bevat een aantal klachten over de feitelijke vaststellingen van het Hof met betrekking tot het medeplegen. Voordat ik het oordeel van het Hof over het medeplegen bespreek, ga ik eerst in op deze klachten.
11. Uit de bewijsoverwegingen met betrekking tot het medeplegen blijkt dat het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte:
- zou gaan “sluipen” bij het [F], waar het slachtoffer verbleef;
- met zijn auto, een Kia Rio, de auto van het slachtoffer heeft gevolgd op de dag van de moord, nadat hij van een ander te horen had gekregen dat het slachtoffer op de Caracasbaaiweg reed;
- aangekomen bij [B] , het slachtoffer in de gaten heeft gehouden en telefonisch aan zijn medeverdachten heeft doorgegeven waar hij zich bevond, waardoor zij in staat waren op de juiste plaats en het juiste moment toe te slaan;
- na de beschieting tegelijk met de medeverdachten is weggereden;
- na de moord getracht heeft de auto van de medeverdachte [medeverdachte 1] , een Kia Sportage, te verbergen door deze naar een garage te brengen,
- een paar weken later de verkoop van deze Kia Sportage heeft geregeld, waarbij de medeverdachte [medeverdachte 1] zich op de vlakte hield;
- na de moord, net als de medeverdachte [medeverdachte 3], contact heeft onderhouden met [betrokkene 3] om op de hoogte te blijven van de verklaringen die zij bij de politie heeft afgelegd.
12. Volgens de steller van het middel kan uit de bewijsmiddelen allereerst niet worden afgeleid dat de verdachte betrokken is geweest bij de voorbereiding van de moord door het slachtoffer tijdens diens verblijf in het [F] te (gaan) “bespioneren”. Uit bewijsmiddel 8 valt weliswaar af te leiden dat de verdachte in een voicemailbericht aan zijn vriendin te kennen geeft dat hij in het [F] gaat “sluipen”, maar dat hij dat deed (of wilde gaan doen) om het latere slachtoffer te “bespioneren”, kan niet uit de bewijsmiddelen worden opgemaakt, hetgeen ook geldt voor ’s Hofs feitelijke vaststelling dat het slachtoffer daar toen in dat hotel verbleef, aldus de steller van het middel. Verder klaagt de steller van het middel dat het Hof onbegrijpelijk en ontoereikend gemotiveerd heeft geoordeeld dat de verdachte heeft bevestigd dat hij op de plaats delict aanwezig is geweest.
13. De steller van het middel doet voor deze klachten over de bewezenverklaring van het medeplegen, en in het bijzonder de rol van de verdachte bij de voorbereiding van de moord, een beroep op bewijsoverwegingen die verband houden met het door de verdediging gevoerde verweer dat een veroordeling niet kan worden gebaseerd op de belastende verklaring van de getuige [betrokkene 3] . De bewezenverklaring van het medeplegen, en in het bijzonder de rol van de verdachte bij de voorbereiding van de moord, is evenwel niet op deze bewijsoverwegingen gebaseerd.
14. Uit de onder 11 weergegeven feitelijke vaststellingen van het Gerecht met betrekking tot het medeplegen volgt dat de rol van de verdachte bij de voorbereiding van het delict, niet alleen is gebaseerd op het volgen van het slachtoffer op de dag van de beschieting, maar ook op de mededeling dat hij zou gaan “sluipen” bij het hotel, waar het slachtoffer verbleef. Uit bewijsmiddel 8 volgt dat het Gerecht ervan uitgaat dat “sluipen” vrij vertaald “bespioneren” betekent. Gelet hierop en op hetgeen verder feitelijk is vastgesteld, is het niet onbegrijpelijk dat het Gerecht (en daarmee het Hof) ervan is uitgegaan dat dit hotel de plaats is waar het slachtoffer verbleef.6.
15. Dan resteert de algemene klacht dat de bewezenverklaring van het medeplegen onbegrijpelijk en/of ontoereikend is gemotiveerd.
16. Het Gerecht heeft op basis van de onder 11 weergegeven feitelijke vaststellingen geoordeeld dat sprake was van een door de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] uitgevoerde gecoördineerde actie, waarbij sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij de bijdrage van de verdachte voldoende substantieel is geweest om te kunnen worden aangemerkt als medeplegen. Dit oordeel is – gelet op wat ik heb vooropgesteld – niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daarbij neem ik in aanmerking dat in het door het Hof bevestigde vonnis van het Gerecht betekenis is toegekend aan het feit dat de verdachte een wezenlijke rol heeft gespeeld bij de voorbereiding (het achtervolgen van het slachtoffer), ten tijde van de moord zelf (het zicht houden op en doorgeven van de locatie van de auto van het slachtoffer) en bij de afhandeling daarvan (het wegmaken van de Kia Sportage).7.Daarmee is acht geslagen op de intensiteit van de samenwerking en de bijdrage van de verdachte in de vorm van verscheidende gedragingen voorafgaand, tijdens en na het bewezenverklaarde feit.
17. Het tweede middel faalt.
Het derde middel
18. Het derde middel houdt in dat niet is voldaan aan een berechting binnen een redelijke termijn.
19. Op 11 november 2021 is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 15 juni 2022 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Daarmee is de in dit geval geldende inzendtermijn van zes maanden8.met ruim een maand overschreden. Het middel klaagt daarover terecht. Een voortvarende behandeling van de zaak in cassatie behoort niet meer tot de mogelijkheden.
20. Ambtshalve merk ik verder op dat de Hoge Raad uitspraak zal doen meer dan zestien maanden nadat cassatie is ingesteld. Omdat de verdachte zich ten tijde van de aanzegging in cassatie in voorlopige hechtenis bevond, betekent dit dat in de cassatiefase ook in dit opzicht inbreuk is gemaakt op het in art. 6 lid 1 EVRM neergelegde recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht.
21. Het voorgaande dient te leiden tot strafvermindering.
Slotsom
22. Het eerste middel is ingetrokken. Het tweede middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering. Het derde middel is terecht voorgesteld.
23. Naast hetgeen ik hierboven bij randnummer 20 heb opgemerkt in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, heb ik ambtshalve geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
24. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑05‑2023
Cursivering en onderstreping als in origineel.
HR 6 juli, ECLI:NL:HR:2004:AO9905, r.o. 3.4.
HR 12 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:893, r.o. 2.4.
HR 12 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:893, r.o. 2.3.
Een blik over de papieren muur leert overigens dat uit het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] (p. 571-576 van het einddossier onderzoek Fashion) blijkt dat het slachtoffer inderdaad in het [F] verbleef.
Vgl. HR 31 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2799, r.o. 3.5; HR 4 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:193 (81 RO).
Zie HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358, m.nt. P.A.M. Mevis, r.o. 3.3.