JOW 2008, 49
ontnemingsbedrag; benadeelde derde; vordering; bestuursorgaan
HR 01-04-2008, ECLI:NL:HR:2008:BA7255
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 april 2008
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
01943/06 P
- Conclusie
A-G Bleichrodt
- LJN
BA7255
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BA7255, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑04‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BA7255, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑04‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑08‑2006
- Wetingang
Essentie
ontnemingsbedrag; benadeelde derde; vordering; bestuursorgaan
Samenvatting
Ingevolge art. 36e, lid 6, Sr is de rechter gehouden om bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat de aan de benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering te brengen. Een vordering als in deze zaak, die zich kenmerkt doordat zij is vastgesteld bij een besluit van een bestuursorgaan, dat onherroepelijk is geworden doordat betrokkene daartegen geen bezwaar of beroep heeft ingesteld, wordt hieraan gelijkgesteld.
De toepassing van art. 36e, lid 6, Sr is niet afhankelijk gesteld van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.