Einde inhoudsopgave
Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie najaar 2017
Artikel 40
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2017
- Bronpublicatie:
07-07-2017, Stcrt. 2017, 40231 (uitgifte: 12-07-2017, regelingnummer: WJZ/17088351)
- Inwerkingtreding
01-10-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-07-2017, Stcrt. 2017, 40231 (uitgifte: 12-07-2017, regelingnummer: WJZ/17088351)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Energierecht / Energieopwekking
1.
De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een producent van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, of hernieuwbare elektriciteit, geproduceerd door een bestaande productie-installatie waarvoor op grond van de MEP of OV-MEP subsidie van meer dan € 0,– is ontvangen en waarvoor op het moment van aanvraag de subsidieperiode op grond van de MEP of OV-MEP ten minste 7 jaar daarvoor is aangevangen:
- a.
waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting en waarbij het nominaal elektrisch rendement ten minste 20% bedraagt, of
- b.
waarmee hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest en waarbij het nominaal elektrisch rendement ten minste 20% bedraagt.
2.
Indien de aanvrager in aanvulling op de subsidie op grond van de MEP of OV-MEP, subsidie heeft ontvangen op grond van artikel 116, eerste lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2012, artikel 72, eerste lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013, artikel 72, eerste lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014, of artikel 44, eerste lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2015 eindigt de subsidieperiode van deze subsidie in ieder geval op het moment dat de subsidieperiode van de subsidie verstrekt op grond van het eerste lid aanvangt.