Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/5.4.5:5.4.5 Balans
Archief
Smartengeld 1998/5.4.5
5.4.5 Balans
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ernstige schendingen van persoonlijkheidsrechten kunnen worden aangemerkt als persoonsaantasting in de zin van artikel 6:106 die recht geeft op vergoeding van immateriële schade. Het hanteren van een zekere drempel is daarbij op zijn plaats. Of de schending zodanig ernstig is dat er plaats is voor een recht op smartengeld, kan worden beoordeeld aan de hand van de aard en het gewicht van het geschonden belang, de wijze waarop de schending plaatsvond en de ernst van de gevolgen van de schending. Ook de vraag of de schending op andere wijze dan met schadevergoeding kan worden hersteld vormt een relevant gezichtspunt. Deze benadering aan de hand van verschillende gezichtspunten brengt mee dat de onderhavige categorie van gevallen naar haar aard wordt gekenmerkt door een zekere mate van openheid. Dat biedt ruimte voor ontwikkeling, die mede zal worden bepaald en gevoed door maatschappelijke ontwikkelingen en opvattingen ten aanzien van het gewicht van verschillende persoonlijkheidsbelangen. In dat verband kan meer in het algemeen worden gesteld dat bij schending van persoonlijkheidsrechten die de persoonlijke integriteit te beschermen een recht op smartengeld eerder op zijn plaats is dan bij schending van rechten die het oog hebben op persoonlijke ontplooiing. Ernstige scxiendingen van het recht op lichamelijke integriteit, persoonlijke levenssfeer en bewegingsvrijheid zullen dan ook doorgaans kunnen worden aangemerkt als persoonsaantasting in de zin van artikel 6:106. In andere gevallen is een hogere drempel voor het aannemen van een recht op smartengeld op zijn plaats.
De aanvaarding van twee categorieën van persoonsaantastingen die recht geven op vergoeding van immateriële schade - 'ziekte' en schending van persoonlijkheidsrechten - wordt gerechtvaardigd door de grote variëteit aan mogelijke gebeurtenissen en gevolgen daarvan die de persoon kunnen raken. Leidt een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is tot ernstige psychische storingen die kunnen worden aangemerkt als geestelijk letsel, dan kan steeds worden gesproken van een aantasting van de persoon in de zin van artikel 6:106. Is geen sprake van dergelijk letsel, dan laat dat de mogelijkheid open dat op grond van een schending van een persoonlijkheidsrecht een recht op vergoeding van immateriële schade wordt aangenomen. Daarmee dient evenwel de nodige terughoudendheid te worden betracht om te voorkomen dat alles wat de persoon 'raakt' een succesvol beroep op het schadevergoedingsrecht meebrengt. Er zal dan sprake dienen te zijn van een ernstige aantasting, te beoordelen aan de hand van de aard van het geschonden belang, de wijze van schending en de concrete gevolgen voor de gelaedeerde.