Einde inhoudsopgave
Bankwet 1998
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
07-12-2022, Stb. 2023, 57 (uitgifte: 21-02-2023, kamerstukken: 36131)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-03-2023, Stb. 2023, 107 (uitgifte: 04-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
1.
De directie van de Bank is belast met het besturen van de Bank. De directie bestaat uit een president en ten minste drie en ten hoogste vijf directeuren.
2.
De president en de directeuren worden voor een periode van zeven jaren bij koninklijk besluit benoemd. Herbenoeming in dezelfde functie kan eenmaal plaatsvinden. Voor elke benoeming wordt door de raad van commissarissen, de directie gehoord, een aanbevelingslijst in beginsel van drie personen opgemaakt.
3.
Voorafgaand aan het opmaken van de aanbevelingslijst stelt de raad van commissarissen, de directie gehoord, een functieprofiel op.
4.
De president en de directeuren kunnen slechts indien zij niet meer voldoen aan de eisen voor de uitoefening van hun functie of indien zij op ernstige wijze zijn tekortgeschoten bij koninklijk besluit worden geschorst of uit hun functie worden ontheven. Ontheffing uit de functie vindt voorts plaats op eigen verzoek.
5.
Onze Minister draagt zorg voor de mededeling in de Staatscourant van de in dit artikel bedoelde koninklijke besluiten.
6.
Met betrekking tot de taken en werkzaamheden ter verwezenlijking van de doelstelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, neemt de directie de hoedanigheid van de president als lid van de Raad van bestuur alsmede van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank in acht.
7.
De salarissen en de toezeggingen omtrent het pensioen alsmede regelingen omtrent vergoeding van onkosten van de president en de directeuren worden vastgesteld door de raad van commissarissen en goedgekeurd door Onze Minister.