Het (enige) middel in de schriftuur van 3 december 2015 is ingetrokken.
HR, 27-06-2017, nr. 15/03390 P
ECLI:NL:HR:2017:1285
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-06-2017
- Zaaknummer
15/03390 P
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:1285, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑06‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:606, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:606, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑05‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:1285, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0311
Uitspraak 27‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Laatste woord, art. 311.4 Sv. Uit het pv van de tz. in h.b. blijkt niet dat aan betrokkene het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in art. 311.4 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
27 juni 2017
Strafkamer
nr. S 15/03390 P
SG/LN
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 juni 2015, nummer 22/003312-11, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij aanvullende schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De aanvullende schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de betrokkene niet het recht is gelaten het laatst te spreken.
2.2.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan de betrokkene het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het vierde lid van art. 311 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen.
2.3.
Het middel slaagt in zoverre.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juni 2017.
Conclusie 23‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Laatste woord, art. 311.4 Sv. Uit het pv van de tz. in h.b. blijkt niet dat aan betrokkene het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in art. 311.4 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Nr. 15/03390 P Zitting: 23 mei 2017 | Mr. E.J. Hofstee Conclusie inzake: [betrokkene] |
In zijn arrest van 29 juni 2015 heeft het Gerechtshof Den Haag het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 24.068,95 en aan de betrokkene ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.000,-.
Namens de betrokkene heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij aanvullende schriftuur van 18 mei 2016 een (nieuw) middel van cassatie voorgesteld.1.
3. Het middel klaagt onder meer dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 juni 2015 niet blijkt dat aan de betrokkene het recht is gelaten het laatst te spreken.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 15 juni 2015 houdt, voor zover hier van belang, achtereenvolgens in dat (i) de betrokkene ter terechtzitting aanwezig is, (ii) (wat dan nogal curieus voorkomt) de raadsman mededeelt door de betrokkene bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, (iii) de betrokkene op vragen een verklaring aflegt (zonder dat de inhoud van deze verklaring is weergegeven), (iv) de advocaat-generaal het woord voert en de schriftelijke vordering voordraagt, (v) de raadsman het woord tot verdediging voert, (vi) de advocaat-generaal en de raadsman de gelegenheid tot respectievelijk repliek en dupliek krijgen, (vii) de voorzitter het onderzoek gesloten verklaart en mededeelt dat uitspraak zal worden gedaan ter openbare terechtzitting van 29 juni 2015 en (viii) de zittingsaantekeningen van de griffier na het wijzen van het arrest in het ongerede zijn geraakt en dat om die reden op summiere wijze het proces-verbaal is opgemaakt.
5. Niet blijkt uit het proces-verbaal dat de betrokkene het recht op het laatste woord is gegeven. Dat betekent mijns inziens dat het er in cassatie voor moet worden gehouden dat hier niet in acht is genomen het ook in de ontnemingsprocedure (in hoger beroep) toepasselijke art. 311, vierde lid, Sv, luidend dat aan de verdachte op straffe van nietigheid het recht wordt gelaten het laatst te spreken.2.
6. Nu het middel reeds op die grond slaagt, behoeft het voor het overige geen bespreking.
7. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑05‑2017
Zie art. 511d Sv en art. 415 Sv. Zie voorts HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0019; HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:364 en HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:503 (en de daaraan voorafgaande conclusie van mijn ambtgenoot Machielse).