Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche Eindhoven, onderzoeksnummer OB2R020018, BVH-zaaknummer 2020025828, doorgenummerde dossierpagina’s 1-151, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Hof 's-Hertogenbosch, 05-07-2021, nr. 20-001113-20
ECLI:NL:GHSHE:2021:3660
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
05-07-2021
- Zaaknummer
20-001113-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2021:3660, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 05‑07‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:247
Uitspraak 05‑07‑2021
Inhoudsindicatie
De verdachte wordt ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door een medebewoner de woorden toe te voegen "I'm gonna kill you all" en voor die persoon hoorbaar een vuurwapen af te vuren (feit 1), woordelijke bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd van twee agenten (feit 2) en het voorhanden hebben van een revolver en kogelpatronen (feit 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Parketnummer : 20-001113-20
Uitspraak : 5 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 29 mei 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-032762-20 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
correspondentieadres [adres 1] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van:
- -
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling (feit 1);
- -
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd (feit 2) en
- -
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie (feit 3),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft aan het voorwaardelijke strafdeel, naast algemene voorwaarden, kort gezegd de volgende bijzondere voorwaarden verbonden:
- -
een meldplicht bij de reclassering;
- -
een behandelverplichting bij GGzE De Omslag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
- -
het nastreven van abstinentie van drugs en alcohol door verdachte, waarbij door de reclassering middels ademonderzoeken en urinecontroles kan worden gecontroleerd op het gebruik hiervan.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde feit en zich gerefereerd aan de bewezenverklaring van de rechtbank van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Voorts heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd, waarbij is verzocht om oplegging van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest, al dan niet in combinatie met oplegging van een taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 4 februari 2020 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door zich naar de woning van die [benadeelde] te begeven en/of met geweld op de deur van die [benadeelde] te bonzen en/of die [benadeelde] de woorden toe te voegen "I'm gonna kill you all", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of door (voor die [benadeelde] hoorbaar) een vuurwapen af te vuren;
2.hij op of omstreeks 4 februari 2020 te Eindhoven [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] , hoofdagenten van politie Eenheid Oost-Brabant, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] dreigend de woorden toe te voegen "punt 50, punt 50, jullie vinden die magnum nooit" en/of "Wacht maar, met die magnum schiet ik jullie kapot. Ik schiet jullie kapot en ook jullie families zijn niet veilig", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.hij op of omstreeks 4 februari 2020 te Eindhoven, een wapen en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een (double-action centraalvuur) revolver van het merk Smith & Wesson, zijnde een vuurwapen en/of 5, althans een of meerdere, centraalvuur kogelpatronen, waarvan 2 van het kaliber 7,5x55 millimeter en/of 1 van het kaliber 7,62x39 millimeter en/of 2 van het kaliber 6,35 millimeter, voorhanden heeft gehad;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 4 februari 2020 te Eindhoven [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door zich naar de woning van die [benadeelde] te begeven en met geweld op de deur van die [benadeelde] te bonzen en die [benadeelde] de woorden toe te voegen "I'm gonna kill you all" en door (voor die [benadeelde] hoorbaar) een vuurwapen af te vuren;
2.hij op 4 februari 2020 te Eindhoven [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] , hoofdagenten van politie Eenheid Oost-Brabant, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] dreigend de woorden toe te voegen "Wacht maar, met die magnum schiet ik jullie kapot. Ik schiet jullie kapot en ook jullie families zijn niet veilig", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
3.hij op 4 februari 2020 te Eindhoven een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een (double-action centraalvuur) revolver van het merk Smith & Wesson, zijnde een vuurwapen, voorhanden heeft gehad
en
op 4 februari 2020 te Eindhoven munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 centraalvuur kogelpatronen, waarvan 2 van het kaliber 7,5x55 millimeter en 1 van het kaliber 7,62x39 millimeter en 2 van het kaliber 6,35 millimeter, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen1.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 55-57, betreffende de verklaring van [benadeelde] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 55)
Ik doe aangifte van bedreiging.
Vannacht, dinsdag 4 februari 2020 omstreeks 01.00 uur was ik in mijn woning aan de [adres 2] . Ik woon daar in een huis met allemaal kamers, het betreft kamerbewoning. Mijn kamer is op de eerste verdieping, precies tegenover de trap. Op een gegeven moment hoorde ik een auto waarbij continu de claxon werd gebruikt. Toen ik vervolgens uit mijn raam keek, zag ik twee personen uitstappen. (...) Even later kwam er behoorlijk veel geluid uit ons complex, ik had hier last van. Ik vroeg hierop in de Engelse taal of ze gezien de tijd wat minder lawaai wilde maken. Ik zag dat het mijn buurman was. Ik ken hem als [verdachte] .
Ik zei tegen hem dat ik last had van het geluid en of ze wat minder herrie wilde maken. Ik zag dat [verdachte] behoorlijk agressief werd. Ik zag dat er nog een andere man bij was, ik ken hem niet. (…) ik zag dat het tweetal in mijn richting kwam (..). Ik ben hierop direct mijn kamer in gegaan. Ik hoorde dat het tweetal flink tegen mijn kamerdeur begon te slaan. Ik moest (dossierpagina 56) uit alle macht mijn deur dicht houden omdat hij deze anders open zou gaan (...) Ik hoorde dat het tweetal naar beneden ging en ik hoorde dat een van de twee iets riep. Ik hoorde het Engelse woordje "kill".
Enkele minuten later hoorde ik een knal. Ik dacht dat dit afkomstig was van een
pistool. Ik dacht toen nog bij mezelf; als ze maar niet terug komen naar boven.
Hierop ben ik naast de deur gaan staan om te zorgen dat ik niet geraakt zou worden
mocht men door de deur willen schieten. Kort hierna hoorde ik iemand in het Engels zeggen: "Call the police". Kort hierna was de politie ter plaatse.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 49-50, betreffende de verklaring van [getuige 1] , wonende aan de [adres 2] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 49)
Vannacht, dinsdag 4 februari 2020, was ik op mijn kamer. Ik werd wakker van herrie. Ik hoorde mensen van boven naar beneden schreeuwen. Mijn kamer is op
de begane grond in het midden. Op een gegeven moment hoorde ik iemand zeggen in het Engels: "I'm gonna kill you all". Ik herkende deze stem als de stem van [verdachte] . Ik heb een aantal keren met hem gesproken, vandaar dat ik de stem herkende. Ik heb het een en ander opgenomen met mijn telefoon en deze beelden geef ik vrijwillig aan de politie.
3. Een proces-verbaal van verhoor aangifte d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 51-54, betreffende de verklaring van [getuige 2] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 51)
Op dinsdag 4 februari 2020, omstreeks 00:30 uur, was ik op mijn kamer gelegen aan de [adres 2] . Ik ben getuige geweest van het incident wat zich vannacht heeft afgespeeld bij mijn kamer en bij mijn vriend.
(dossierpagina 52)
Op dinsdag 4 februari 2020 omstreeks 01.15 uur hoorde ik dat er een auto stopte bij het appartementencomplex. Ik hoorde dat het gaspedaal ingetrapt werd en dat zij ongeveer 30 seconden lang de claxon van het voertuig indrukten. Ik hoorde de mannen buiten schreeuwen, ik herkende de stemmen zijnde die van [verdachte] en de onbekende man die mij eerder bedreigd had om mij te vermoorden. Na enig moment hoorde ik dat de mannen het complex weer binnenkwamen door de voordeur. Ik hoorde op dat moment [benadeelde] (het hof begrijpt: getuige [benadeelde] ), die woont in hetzelfde complex maar dan op de eerste verdieping, tegen de mannen zeggen dat zij rustig aan moesten doen. Ik hoorde hem zeggen dat zij geen lawaai moesten maken. Ik hoorde toen meer geschreeuw, ik hoorde mensen naar boven rennen. Ik herkende de mannen aan hun stemmen. Dit waren de twee mannen die mij voorheen bedreigd hadden.
Ik hoorde de mannen op een gegeven moment weer de trap af lopen. Ik hoorde de mannen nog steeds schreeuwen. Ik hoorde hen in de Engelse taal roepen: "Ik vermoord hier iedereen, wij gaan iedereen vermoorden". Ik realiseerde mij dat de situatie nog meer uit de hand kon lopen dus toen heb ik de politie gebeld.
Ik hoorde dat de twee mannen het complex verlieten. Ik hoorde dit omdat ze nog steeds aan het schreeuwen waren. Zij waren buiten ook nog aan het schreeuwen, dit was aan de andere kant van mijn raam. Ik hoorde toen op dat moment 4 of 5 schoten aan de buitenkant van mijn raam. Het waren 4 of 5 harde knallen welke snel achter elkaar volgden. Het was meteen achter elkaar. Ik was op dat moment erg bang.
Ik kan [verdachte] als volgt omschrijven: dit betreft de man welke bij mij woonachtig is
in het complex.
Ik voel mij niet meer veilig in mijn woning aangezien [verdachte] er ook woonachtig is.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2020, dossierpagina 45, betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende:
Op dinsdag 4 februari 2020 hoorde ik van aangever [getuige 2] dat er een persoon was die het een en ander gefilmd zou hebben. Dit betrof getuige [getuige 1] . Ik heb van hem een korte getuigenverklaring afgenomen. Hij overhandigde mij zijn beelden via WhatsApp. Ik heb deze beelden bekeken en hoorde naast veel geschreeuw en getier dat er gezegd werd “I’m gonna kill you all".
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2020, met fotobijlage, dossierpagina’s 32-35, betreffende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 32)
Op dinsdag 4 februari 2020 om 01.37 uur (...) kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse op de [adres 2] . Op het moment dat wij ter plaatse kwamen zagen wij dat er ter hoogte van het genoemde pand een personenauto, een zwart kleurige Volvo V40 voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] , met geopende achterklep in een parkeervak stond.
Op het moment dat wij uit ons dienstvoertuig stapten, zagen wij de twee later
aangehouden en volledig genoemde verdachten [verdachte] en [medeverdachte] in de
deuropening van de portiek van het pand staan.
Het was mij, [verbalisant 2] , ambtshalve bekend dat [verdachte] gebruik maakt van de genoemde Volvo.
(...)
Op dat moment zag ik dat [verdachte] in de richting van de betreffende Volvo liep.
Ik, [verbalisant 2] , liep tevens richting de genoemde Volvo. Omdat de achterklep geopend was, zag ik (dossierpagina 33) dat hierin een vishengel en een schop lag. Ik zag tevens dat de dubbele bodem, waaronder ruimte is voor het reservewiel, schuin in de kofferbak lag. Verder zag ik op dat moment niets dat mij indicatie gaf dat er mogelijk een vuurwapen aanwezig was. Op het moment dat [verdachte] tevens bij de Volvo was zag ik dat hij direct de achterklep dichtmaakte.
Ik, [verbalisant 2] , ben de gezamenlijke hal en het trappenhuis van het pand in gelopen. Op het moment dat ik op de eerste etage van het pand arriveerde, werd ik direct aangesproken door een van de bewoners. Ik hoorde dat deze persoon, zijnde een van de latere aangevers [benadeelde] verklaarde dat de man die woonachtig was in de eerste kamer aan de linkerzijde, bij binnenkomst in het pand bij hem zojuist zijn deur had ingeslagen. Ik hoorde hem verklaren dat deze man tegen hem gezegd had dat hij hem dood ging schieten en dat de man vervolgens weg was gegaan en dat hij vervolgens beneden enkele schoten had gehoord. Ik hoorde hem vervolgens verklaren dat hij aangifte wilde doen van bedreiging.
6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 27-29, betreffende het relaas van verbalisanten [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 27)
Op 4 februari 2020 (…) , om 01.37 uur kregen wij het verzoek om te gaan naar de
[adres 2] . Wij hoorden dat op deze locatie mogelijk een ruzie
gaande was en wij hoorden dat hier ook mogelijk bij geschoten werd..
Om 01.38 uur kwamen wij ter plaatse op de [adres 2] . Op de hoek [adres 2] te Eindhoven zagen wij dat de Eenheid 2101 net voor ons ter plaatse was. Wij zagen dat aan de linkerzijde van het pand [adres 2] een donkerkleurige Volvo stond waarvan de achterlichten brandden. Wij zagen dat van dit voertuig de klep van de kofferbak geopend was en wij zagen bij dit voertuig twee mannen staan, na later bleek de aangehouden verdachten [verdachte] en [medeverdachte] .
Aantreffen vuurwapen:
Om 01.45 uur heb ik, [hoofdagent 1] , een onderzoek ingesteld op grond van artikel 51
Wet Wapens en Munitie in het voertuig dat wij aan het begin van het incident
met open achterklep zagen staan. Ik zag dat dit voertuig een zwarte Volvo V40
voorzien van kenteken [kenteken] betrof.
Ik voelde dat de achterklep van dit voertuig niet afgesloten was waardoor de achterklep door mij geopend kon worden. Ik zag dat in de kofferbak de bodemplaat scheef lag, dit betreft de bodemplaat die over het reservewiel lag. Door mij werd deze bodemplaat opgetild. Onder de bodemplaat zag ik direct een revolver liggen. Ik zag dat deze revolver in het reservewiel lag.
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 februari 2020, dossierpagina’s 117-119, betreffende de verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende:
(dossierpagina 117)
Mijn roepnaam is [verdachte] .
8. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 111-116, betreffende de verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende:
(dossierpagina 114)
V: Van welke auto maak jij regelmatig gebruik?A: Van een Volvo.
V: Waar stond die auto gisteren?A: Ik denk gewoon voor de deur.
9. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 18 mei 2020, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:
Het wapen dat in de kofferbak van de Volvo is aangetroffen, was van mij. Er zaten verschillende patronen bij in een bakje. Ik bewaarde het wapen en de munitie normaal gesproken in mijn nachtkastje. De auto was niet de normale opbergplaats van het wapen. U houdt mij voor dat het wapen is aangetroffen in de kofferbak, onder een plaat bij het reservewiel. Hierop antwoord ik dat ik denk dat ik het daar heb neergelegd.
Ten aanzien van feit 2
1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 58-59, betreffende de verklaring van [hoofdagent 1] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 58)
Op dinsdag 4 februari 2020 was ik werkzaam als hoofdagent binnen de regiopolitie Oost-Brabant. Na aanhouding van verdachte [verdachte] was ik samen met mijn collega [hoofdagent 2] belast met het transport naar het politiebureau van [verdachte] . Op het politiebureau aan de Mathildelaan 4 te Eindhoven werd [verdachte] door ons ingesloten. Tijdens het insluiten hoorde ik dat hij tegen mij zei: “Wacht maar. Met die Magnum schiet ik jullie kapot. Ik schiet jullie kapot en ook jullie families zijn niet veilig.”
(dossierpagina 59)
Ik zag dat [verdachte] mij aankeek en ik wist dan ook zeker dat de bedreigingen voor mij bedoeld waren. Ik ben er van overtuigd dat [verdachte] zijn bedreigingen ook daadwerkelijk ten uitvoer zou kunnen brengen.
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 60-61, betreffende de verklaring van [hoofdagent 2] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 60)
Ik en collega [hoofdagent 1] waren belast met het overbrengen van [verdachte] naar het
politiebureau. Tijdens de insluiting van de verdachte hoorde ik dat hij ons verbaal
bedreigde. Ik hoorde dat hij mij en mijn collega bedreigde met de woorden “Ik schiet jullie met mijn Magnum kapot. Ik schiet jullie kapot en jullie families zijn niet veilig.” Ik voelde mij daadwerkelijk bedreigd (dossierpagina 61) gezien het feit dat [verdachte] was aangehouden voor de verdenking van het schieten van een revolver en het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Ten aanzien van feit 3
Met betrekking tot het onder 3 bewezenverklaarde feit volstaat het hof, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 18 mei 2020.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 27-29, inhoudende het relaas van verbalisanten [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] ;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 36-37, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] ;
Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 februari 2020, dossierpagina 8, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ;
Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 februari 2020, dossierpagina 9, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ;
Het proces-verbaal onderzoek wapen/munitie d.d. 26 maart 2020, dossierpagina’s 66-69, inhoudende het relaas van [verbalisant 5] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Niet kan worden vastgesteld of verdachte degene is geweest die de woorden “I’m gonna kill you all” heeft gebezigd.
Verder kan op basis van de inhoud van het dossier niet worden vastgesteld worden dat er daadwerkelijk schoten zijn gelost. Niemand heeft gezien dat er is geschoten, er zijn geen inslagen waargenomen en het onderzoek aan het wapen geeft ook geen uitsluitsel. Indien er al geschoten zou zijn, kan niet worden bewezen dat verdachte degene is geweest die heeft geschoten.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat het gevoerde verweer zijn weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien.
Het hof acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met geweld op de deur van [benadeelde] heeft geslagen/gebonsd en dat hij hem heeft bedreigd met de woorden “I’m gonna kill you all”.
Het hof acht, net als de rechtbank, ook bewezen dat verdachte hierna ter bedreiging van [benadeelde] buiten een vuurwapen heeft afgevuurd. Niet alleen aangever [benadeelde] , maar ook een medebewoner ( [getuige 2] )) hebben in de nacht van 4 februari 2020 meerdere schoten of knallen gehoord.
Ook in de 112-melding is door de melder melding gemaakt van het horen van schoten, terwijl op dat moment nog geen wapen door de politie was aangetroffen.
De politie kwam kort na de melding ter plaatse en zag dat verdachte de kofferbak van de door hem gebruikte auto sloot, welke auto stond ter hoogte van het pand aan de [adres 2] . De auto werd hierna doorzocht en in de kofferbak, onder een plaat bij het reservewiel, werd een vuurwapen aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat dit vuurwapen en de munitie van hem waren en dat hij het vuurwapen normaal gesproken in het nachtkastje op zijn kamer bewaarde.
Resumerend acht het hof, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de woordelijke bedreiging van [benadeelde] kracht heeft bijgezet door kort na de woordelijke bedreiging buiten een vuurwapen af te vuren en dat vuurwapen vervolgens voor de politie te verbergen door het in de kofferbak bij het reservewiel te leggen. Het hof overweegt daarbij nog dat het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat dat een ander dan verdachte met dit vuurwapen heeft geschoten. Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van medebewoner [benadeelde] . Verdachte heeft zich naar de woning van deze [benadeelde] begeven, met geweld op zijn deur gebonsd, hem de woorden toegevoegd “I’m gonna kill you all” en vervolgens – als sluitstuk – met zijn vuurwapen meerdere kogels vuurwapen afgevuurd. Dit vuurwapen is even later in de Volvo aangetroffen die hij gebruikte. Daarnaast heeft verdachte nog vijf kogelpatronen voorhanden gehad, die in zijn nachtkastje zijn aangetroffen.
Dit zijn ernstige feiten. Illegaal wapenbezit hoort niet thuis in de maatschappij en dient krachtig te worden bestreden. Het staat buiten kijf dat het ongeoorloofde bezit van dergelijke wapens onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijke onomkeerbare gevolgen van dien. In de onderhavige zaak heeft de verdachte dit vuurwapen die nacht daadwerkelijk gebruikt. Naast de gevaren die het (onder invloed van alcohol) kennelijk lukraak in de lucht afvuren van een salvo aan schoten met zich brengt, heeft de verdachte door aldus te handelen consternatie veroorzaakt en angstgevoelens bezorgd bij aangever maar ook bij de overige omwonenden. Het hof rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Toen de verdachte was aangehouden en naar het politiebureau werd gebracht, heeft hij zich voorts schuldig gemaakt aan het bedreigen van twee verbalisanten. Daarmee heeft de verdachte hen vrees aangejaagd. Ook dit zijn ernstige feiten nu personen met een publieke taak in het belang van de openbare orde en veiligheid moeten kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijk strafbaar gedrag.
Het hof weegt nadrukkelijk in het nadeel van de verdachte mee dat hij blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 april 2021 eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder twee keer ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie. De verdachte is in 2014 (mede) daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Ook voor andersoortige strafbare feiten is verdachte meermalen onherroepelijk veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Bovendien heeft verdachte de onderhavige feiten enkele dagen na een eerdere veroordeling van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (parketnummer 20-000613-19) gepleegd, waarbij hij tot een geheel voorwaardelijke straf was veroordeeld en de proeftijd hiervan slechts enkele dagen was aangevangen.
Verdachte was dus een gewaarschuwd mens. Al deze veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten, waaronder het overtreden van de Wet wapens en munitie.
Naar het oordeel van het hof kan in verband met de hiervoor genoemde ernst van het bewezenverklaarde en de recidive van verdachte niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof merkt verder het volgende op.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 18 mei 2020 zijn spijt betuigd en verklaard dat zijn leven is veranderd en dat hij heeft besloten zijn criminele leven voorgoed achter zich te laten. De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep expliciet overwogen dat zij in strafmatigende zin rekening hield met deze omstandigheden. De rechtbank kwam tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden maar zag hierin aanleiding om de helft daarvan, te weten 4 maanden, voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank heeft daarbij de bijzondere voorwaarden opgelegd zoals geformuleerd in het reclasseringsrapport van 11 mei 2020.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is echter gebleken dat de verdachte op 9 juni 2021 door de rechtbank Oost-Brabant (parketnummer 01-03940421) opnieuw is veroordeeld ter zake van onder meer het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie (120 patronen) en illegaal vuurwerk, met pleegdatum 10 februari 2021. Deze zaak stond op voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 april 2021 nog als openstaande zaak vermeld. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het wapenbezit en bezit van illegaal vuurwerk in die strafzaak erkend; hij verklaarde dat hij dit vuurwapen en de munitie heeft aangeschaft. Kennelijk gaat de verdachte dus door met het plegen van dergelijke feiten.
De verdachte heeft weliswaar ter terechtzitting in hoger beroep andermaal woordelijk zijn spijt betuigd en wederom verklaard dat hij zijn criminele leven achter zich wil laten. Het hof is daarvan niet onder de indruk. Gelet op het voorgaande zal de verdachte eerst moeten laten zien dat hij daadwerkelijk meent wat hij zegt.
Dit alles maakt dat het hof geen aanleiding heeft om de straf die het hof in beginsel passend acht, zes maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, te matigen. Derhalve komt tot een hogere straf dan de door de rechtbank opgelegde straf en de door de advocaat-generaal geformuleerde eis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 5 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 05‑07‑2021