Vgl. ook Cassatie in strafzaken, 2022, p. 332.
HR, 14-02-2023, nr. 21/02926
ECLI:NL:HR:2023:247
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-02-2023
- Zaaknummer
21/02926
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:247, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑02‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2021:3660
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:1202
ECLI:NL:PHR:2022:1202, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 20‑12‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:247
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑02‑2023
Inhoudsindicatie
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (art. 285.1 Sr). Bewijsklachten. Alternatief scenario. 1. Is verdachte degene geweest die heeft gezegd: "I'm gonna kill you all"? 2. Volgt uit bewijsmiddelen dat is er geschoten en dat verdachte de schutter was? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02926
Datum 14 februari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 juli 2021, nummer 20-001113-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2023.
Conclusie 20‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Bedreiging. Twee klachten over de motivering van de bewezenverklaring. Zowel de motivering van bewezenverklaring dat verdachte dreigende woorden heeft gesproken als dat hij een wapen heeft afgevuurd is volgens de steller van het middel ontoereikend. De bewezenverklaring kan naar het oordel van de AG volgen uit de bewijsmiddelen. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/02926
Zitting 20 december 2022
CONCLUSIE
P.C. Vegter
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 5 juli 2021 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens 1. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht” 2. “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd”, en 3. “handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie", veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. Bij schrijven van 26 september 2022 heeft deze advocaat een aanvullend verzoek gedaan tot uitstel van de behandeling van het cassatieberoep teneinde nader onderzoek te doen naar de vraag of de raadsheren die het arrest hebben gewezen op de juiste wijze zijn beëdigd. Vervolgens is hem meegedeeld dat in deze zaak door de rolraadsheer is beslist dat een nadere termijn wordt verleend voor het indienen van een schriftuur en dat deze termijn loopt tot en met 11 oktober 2022. Een nadere schriftuur is niet ingekomen. Het verzoek zelf behelst geen stellige klacht, is daarmee geen middel van cassatie in de zin van de wet en moet buiten behandeling worden gelaten. Ingeval wel sprake zou zijn van een stellige klacht is een dergelijk middel al gelet op HR 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438 kansloos.
Ten behoeve van de bespreking van de twee middelen geef ik hier de bewezenverklaring van feit 1 en de bewijsvoering voor dat feit weer:
Bewezen is verklaard:
“1. hij op 4 februari 2020 te [plaats] [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door zich naar de woning van die [aangever] te begeven en met geweld op de deur van die [aangever] te bonzen en die [aangever] de woorden toe te voegen "I'm gonna kill you all" en door (voor die [aangever] hoorbaar) een vuurwapen af te vuren.”
En als bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 55-57, betreffende de verklaring van [aangever] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 55)
Ik doe aangifte van bedreiging.
Vannacht, dinsdag 4 februari 2020 omstreeks 01.00 uur was ik in mijn woning aan de [a-straat 1] te [plaats] . Ik woon daar in een huis met allemaal kamers, het betreft kamerbewoning. Mijn kamer is op de eerste verdieping, precies tegenover de trap. Op een gegeven moment hoorde ik een auto waarbij continu de claxon werd gebruikt. Toen ik vervolgens uit mijn raam keek, zag ik twee personen uitstappen. (...) Even later kwam er behoorlijk veel geluid uit ons complex, ik had hier last van. Ik vroeg hierop in de Engelse taal of ze gezien de tijd wat minder lawaai wilde maken. Ik zag dat het mijn buurman was. Ik ken hem als [verdachte] .
Ik zei tegen hem dat ik last had van het geluid en of ze wat minder herrie wilde maken. Ik zag dat [verdachte] behoorlijk agressief werd. Ik zag dat er nog een andere man bij was, ik ken hem niet. (...) ik zag dat het tweetal in mijn richting kwam (..). Ik ben hierop direct mijn kamer in gegaan. Ik hoorde dat het tweetal flink tegen mijn kamerdeur begon te slaan. Ik moest (dossierpagina 56) uit alle macht mijn deur dicht houden omdat hij deze anders open zou gaan (...) Ik hoorde dat het tweetal naar beneden ging en ik hoorde dat een van de twee iets riep. Ik hoorde het Engelse woordje "kill".
Enkele minuten later hoorde ik een knal. Ik dacht dat dit afkomstig was van een pistool. Ik dacht toen nog bij mezelf; als ze maar niet terug komen naar boven. Hierop ben ik naast de deur gaan staan om te zorgen dat ik niet geraakt zou worden mocht men door de deur willen schieten. Kort hierna hoorde ik iemand in het Engels zeggen: "Call the police". Kort hierna was de politie ter plaatse.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 49-50, betreffende de verklaring van [betrokkene 1] , wonende aan de [a-straat 1] te [plaats] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 49)
Vannacht, dinsdag 4 februari 2020. was ik op mijn kamer. Ik werd wakker van herrie. Ik hoorde mensen van boven naar beneden schreeuwen. Mijn kamer is op de begane grond in het midden. Op een gegeven moment hoorde ik iemand zeggen in het Engels: 'I’m gonna kill you all". Ik herkende deze stem als de stem van [verdachte] . Ik heb een aantal keren met hem gesproken, vandaar dat ik de stem herkende. Ik heb het een en ander opgenomen met mijn telefoon en deze beelden geef ik vrijwillig aan de politie.
3. Een proces-verbaal van verhoor aangifte d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 51-54, betreffende de verklaring van [betrokkene 2] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 51)
Op dinsdag 4 februari 2020, omstreeks 00:30 uur, was ik op mijn kamer gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] . Ik ben getuige geweest van het incident wat zich vannacht heeft afgespeeld bij mijn kamer en bij mijn vriend.
(dossierpagina 52)
Op dinsdag 4 februari 2020 omstreeks 01.15 uur hoorde ik dat er een auto stopte bij het appartementencomplex. Ik hoorde dat het gaspedaal ingetrapt werd en dat zij ongeveer 30 seconden lang de claxon van het voertuig indrukten. Ik hoorde de mannen buiten schreeuwen, ik herkende de stemmen zijnde die van [verdachte] en de onbekende man die mij eerder bedreigd had om mij te vermoorden. Na enig moment hoorde ik dat de mannen het complex weer binnenkwamen door de voordeur. Ik hoorde op dat moment [aangever] (het hof begrijpt: getuige [aangever] ), die woont in hetzelfde complex maar dan op de eerste verdieping, tegen de mannen zeggen dat zij rustig aan moesten doen. Ik hoorde hem zeggen dat zij geen lawaai moesten maken. Ik hoorde toen meer geschreeuw, ik hoorde mensen naar boven rennen. Ik herkende de mannen aan hun stemmen. Dit waren de twee mannen die mij voorheen bedreigd hadden.
Ik hoorde de mannen op een gegeven moment weer de trap aflopen. Ik hoorde de mannen nog steeds schreeuwen. Ik hoorde hen in de Engelse taal roepen: "Ik vermoord hier iedereen, wij gaan iedereen vermoorden". Ik realiseerde mij dat de situatie nog meer uit de hand kon lopen dus toen heb ik de politie gebeld.
Ik hoorde dat de twee mannen het complex verlieten. Ik hoorde dit omdat ze nog steeds aan het schreeuwen waren. Zij waren buiten ook nog aan het schreeuwen, dit was aan de andere kant van mijn raam. Ik hoorde toen op dat moment 4 of 5 schoten aan de buitenkant van mijn raam. Het waren 4 of 5 harde knallen welke snel achter elkaar volgden. Het was meteen achter elkaar. Ik was op dat moment erg bang.
Ik kan [verdachte] als volgt omschrijven: dit betreft de man welke bij mij woonachtig is in het complex.
Ik voel mij niet meer veilig in mijn woning aangezien [verdachte] er ook woonachtig is.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2020, dossierpagina 45, betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende:
Op dinsdag 4 februari 2020 hoorde ik van aangever [betrokkene 2] dat er een persoon was die het een en ander gefilmd zou hebben. Dit betrof getuige [betrokkene 1] . Ik heb van hem een korte getuigenverklaring afgenomen. Hij overhandigde mij zijn beelden via WhatsApp. Ik heb deze beelden bekeken en hoorde naast veel geschreeuw en getier dat er gezegd werd “I’m gonna kill you all".
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2020, met fotobijlage, dossierpagina’s 32-35, betreffende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 32)
Op dinsdag 4 februari 2020 om 01.37 uur (...) kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse op de [a-straat 1] te [plaats] . Op het moment dat wij ter plaatse kwamen zagen wij dat er ter hoogte van het genoemde pand een personenauto, een zwart kleurige Volvo V40 voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] , met geopende achterklep in een parkeervak stond.
Op het moment dat wij uit ons dienstvoertuig stapten, zagen wij de twee later aangehouden en volledig genoemde verdachten [verdachte] en [betrokkene 3] in de deuropening van de portiek van het pand staan. Het was mij, [verbalisant 2] , ambtshalve bekend dat [verdachte] gebruik maakt van de genoemde Volvo.
(...)
Op dat moment zag ik dat [verdachte] in de richting van de betreffende Volvo liep.
Ik. [verbalisant 2] , liep tevens richting de genoemde Volvo. Omdat de achterklep geopend was, zag ik (dossierpagina 33) dat hierin een vishengel en een schop lag. Ik zag tevens dat de dubbele bodem, waaronder ruimte is voor het reservewiel, schuin in de kofferbak lag. Verder zag ik op dat moment niets dat mij indicatie gaf dat er mogelijk een vuurwapen aanwezig was. Op het moment dat [verdachte] tevens bij de Volvo was zag ik dat hij direct de achterklep dichtmaakte.
Ik, [verbalisant 2] , ben de gezamenlijke hal en het trappenhuis van het pand in gelopen.
Op het moment dat ik op de eerste etage van het pand arriveerde, werd ik direct aangesproken door een van de bewoners. Ik hoorde dat deze persoon, zijnde een van de latere aangevers [aangever] verklaarde dat de man die woonachtig was in de eerste kamer aan de linkerzijde, bij binnenkomst in het pand bij hem zojuist zijn deur had ingeslagen. Ik hoorde hem verklaren dat deze man tegen hem gezegd had dat hij hem dood ging schieten en dat de man vervolgens weg was gegaan en dat hij vervolgens beneden enkele schoten had gehoord. Ik hoorde hem vervolgens
verklaren dat hij aangifte wilde doen van bedreiging.
6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 27-29, betreffende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 27)
Op 4 februari 2020 (...), om 01.37 uur kregen wij het verzoek om te gaan naar de [a-straat 1] te [plaats] . Wij hoorden dat op deze locatie mogelijk een ruzie gaande was en wij hoorden dat hier ook mogelijk bij geschoten werd.
Om 01.38 uur kwamen wij ter plaatse op de [a-straat ] te [plaats] . Op de hoek [a-straat ] / [b-straat] te [plaats] zagen wij dat de Eenheid 2101 net voor ons ter plaatse was. Wij zagen dat aan de linkerzijde van het pand [a-straat 1] te [plaats] een donkerkleurige Volvo stond waarvan de achterlichten brandden. Wij zagen dat van dit voertuig de klep van de kofferbak geopend was en wij zagen bij dit voertuig twee mannen staan, na later bleek de aangehouden verdachten [verdachte] en [betrokkene 3] .
Aantreffen vuurwapen:
Om 01.45 uur heb ik, [verbalisant 4] , een onderzoek ingesteld op grond van artikel 51 Wet Wapens en Munitie in het voertuig dat wij aan het begin van het incident met open achterklep zagen staan. Ik zag dat dit voertuig een zwarte Volvo V40 voorzien van kenteken [kenteken] betrof.
Ik voelde dat de achterklep van dit voertuig niet afgesloten was waardoor de achterklep door mij geopend kon worden. Ik zag dat in de kofferbak de bodemplaat scheef lag, dit betreft de bodemplaat die over het reservewiel lag. Door mij werd deze bodemplaat opgetild. Onder de bodemplaat zag ik direct een revolver liggen. Ik zag dat deze revolver in het reservewiel lag.
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 februari 2020, dossierpagina’s 117-119, betreffende de verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende:
(dossierpagina 117)
Mijn roepnaam is [verdachte] .
8. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 februari 2020, dossierpagina’s 111-116, betreffende de verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende:
(dossierpagina 114)
V: Van welke auto maak jij regelmatig gebruik?
A: Van een Volvo.
V: Waar stond die auto gisteren?
A: Ik denk gewoon voor de deur.
9. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 18 mei 2020, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:
Het wapen dat in de kofferbak van de Volvo is aangetroffen, was van mij. Er zaten verschillende patronen bij in een bakje. Ik bewaarde het wapen en de munitie normaal gesproken in mijn nachtkastje. De auto was niet de normale opbergplaats van het wapen. U houdt mij voor dat het wapen is aangetroffen in de kofferbak, onder een plaat bij het reservewiel. Hierop antwoord ik dat ik denk dat ik het daar heb neergelegd.”
En als nadere bewijsoverweging naar aanleiding van een gevoerd verweer met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde:
“Het hof acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met geweld op de deur van [aangever] heeft geslagen/gebonsd en dat hij hem heeft bedreigd met de woorden "I’m gonna kill you all”.
Het hof acht, net als de rechtbank, ook bewezen dat verdachte hierna ter bedreiging van [aangever] buiten een vuurwapen heeft afgevuurd. Niet alleen aangever [aangever] , maar ook een medebewoner ( [betrokkene 2] )) hebben in de nacht van 4 februari 2020 meerdere schoten of knallen gehoord.
Ook in de 112-melding is door de melder melding gemaakt van het horen van schoten, terwijl op dat moment nog geen wapen door de politie was aangetroffen.
De politie kwam kort na de melding ter plaatse en zag dat verdachte de kofferbak van de door hem gebruikte auto sloot, welke auto stond ter hoogte van het pand aan de [a-straat 1] . De auto werd hierna doorzocht en in de kofferbak, onder een plaat bij het reservewiel, werd een vuurwapen aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat dit vuurwapen en de munitie van hem waren en dat hij het vuurwapen normaal gesproken in het nachtkastje op zijn kamer bewaarde.
Resumerend acht het hof, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de woordelijke bedreiging van [aangever] kracht heeft bijgezet door kort na de woordelijke bedreiging buiten een vuurwapen af te vuren en dat vuurwapen vervolgens voor de politie te verbergen door het in de kofferbak bij het reservewiel te leggen. Het hof overweegt daarbij nog dat het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat dat een ander dan verdachte met dit vuurwapen heeft geschoten. Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer in al zijn onderdelen.”
4. Het eerste middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring onder 1 voor zover is bewezen verklaard dat verdachte heeft gezegd: "I'm gonna kill you all".
5. Het hierboven geciteerde tweede bewijsmiddel bevat een in het proces-verbaal van de politie opgenomen verklaring als getuige van een kamerbewoner van het pand waar ook aangever woont. Die getuige verklaart dat hij iemand in het Engels hoorde zeggen: 'I’m gonna kill you all". Hij herkende deze stem als de stem van [verdachte] . Hij herkende zijn stem omdat hij een aantal keren met hem (daarmee doelt hij op [verdachte] ) heeft gesproken.
6. De toelichting op het middel houdt uitsluitend in dat het bewijs dat verdachte de bewezenverklaarde woorden heeft gesproken ontbreekt. Die stelling mist gelet op het tweede bewijsmiddel feitelijke grondslag en anders dan de steller van het middel meent is er geen alternatief scenario nu dit door de bewijsconstructie wordt uitgesloten. Mede in het licht van het zevende bewijsmiddel is de bewijsconstructie van het hof voor zover de verdachte de bedoelde woorden heeft uitgesproken niet ontoereikend of onbegrijpelijk.
7. Het eerste middelfaalt.
8. Het tweede middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring onder 1 voor zover is bewezen verklaard dat verdachte een vuurwapen heeft afgevuurd.
9. De toelichting op het middel houdt in dat uit de bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer, volgt dat er is geschoten. Indien ervan wordt uitgegaan dat er is geschoten volgt uit de bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer, dat verdachte heeft geschoten. Aan dat laatste wordt nog toegevoegd: “Het hof heeft verzuimd om uit te leggen waarom het scenario van een andere schutter dan verzoeker als onwaarschijnlijk of onaannemelijk terzijde kan worden geschoven.”
10. De aan het slot van randnummer 3 hierboven vermelde bewijsoverweging van het hof is relevant voor hetgeen door de steller van het middel is aangevoerd. Het hof heeft die nadere motivering kennelijk opgenomen nu rechtstreeks bewijs dat er is geschoten en wie er heeft geschoten ontbreekt. Kennelijk heeft niemand gezien dat verdachte (of een ander) met een vuurwapen schoot. Daarmee was er voor het hof aanleiding om aandacht te besteden aan de vraag of de vastgestelde omstandigheden voldoende waren om daaruit af te leiden dat verdachte de schutter is. Heeft het hof voldoende inzicht gegeven in de redenering dat het op grond van de vastgestelde omstandigheden in die mate hoogst waarschijnlijk is dat verdachte de schutter was dat dit bewezen kan worden geacht? Bepalend daarvoor is de waardering van het hof van die omstandigheden in hun context. Die waardering kan in cassatie slechts op begrijpelijkheid worden getoetst. Van toereikende en niet onbegrijpelijke motivering is in cassatie al sprake als de bewezenverklaring kan volgen uit de bewijsmiddelen.1.
11. Dat er is geschoten heeft het hof afgeleid uit de verklaring van aangever (bewijsmiddel 1) dat hij een knal (van naar hij dacht een pistool) hoorde en de verklaring van getuige [betrokkene 2] (bewijsmiddel 3) dat hij vier tot vijf schoten (harde knallen kort achter elkaar) buiten hoorde. In de context van een luidruchtig nachtelijk incident waarbij verdachte was betrokken en in samenhang met het ter plaatse en kort nadien aantreffen van een wapen in de kofferbak van een auto waarvan de achterklep openstond (bewijsmiddel 5 en 6), kon het hof de conclusie trekken dat er, zoals is bewezen, een vuurwapen is afgevuurd.
12. Dat verdachte de schutter was heeft het hof kennelijk onder meer afgeleid uit het aantreffen van een vuurwapen dat volgens verdachte van hem was en waarvan hij denkt dat hij dat vuurwapen heeft neergelegd onder de bodemplaat van de achterbak (bewijsmiddel 9). Dat heeft het hof kennelijk gezien in samenhang met het kort na het incident ter plaatse aantreffen van verdachte en de door hem regelmatig gebruikte auto (bewijsmiddel 8) met het wapen min of meer onder handbereik. Immers de politie hoefde slechts een scheef liggende bodemplaat in de achterbak op te tillen. Daarbij heeft het hof vervolgens ook nog in aanmerking genomen dat de achterklep openstond, dat verdachte er na het zien van de politie heen liep en de achterklep direct dicht deed (bewijsmiddel 5 en 6). Gelet op al deze omstandigheden kon het hof de conclusie trekken dat verdachte, zoals is bewezen, een vuurwapen heeft afgevuurd.
13. Dan nog het door de steller van het middel veronderstelde verzuim van het hof om uit leggen dat het scenario dat een andere schutter dan verdachte onwaarschijnlijk of onaannemelijk is. Dat verzuim wordt naar ik de toelichting op het middel begrijp vooral aanwezig geacht nu in de bewijsmiddelen telkens wordt gesproken van twee personen. De stelling dat er telkens wordt gesproken van twee personen is onjuist. Voor verdachte geldt namelijk in het bijzonder dat hij de gebruiker van de auto is, dat hij bij het zien van de politie direct naar de auto toeloopt en de achterklep sluit, dat het aangetroffen wapen van hem is en dat hij het doorgaans elders bewaarde wapen in de achterbak heeft gelegd. Daarmee mist de stelling feitelijke grondslag. Ook overigens is ter verdediging slechts de mogelijkheid geopperd dat een ander de schutter is geweest, maar van feitelijke onderbouwing dat die mogelijkheid zich hier ook daadwekelijk heeft gerealiseerd is geen sprake. Bij die stand van zaken is van een verzuim van het hof geen sprake.
14. Het tweede middelheeft geen kans van slagen.
15. Beide middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
16. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
17. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑12‑2022