JAR 2018/184
Uit een CAO voortvloeiend vorderingsrecht vakbond is niet afhankelijk van individuele werknemers
HR 22-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:980
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 juni 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/02496
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Collectief arbeidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:980, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:346, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑03‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑03‑2018
- Wetingang
Art. 8 lid 1, 9 Wet CAO
Essentie
VAB behartigt de belangen van ondernemers die op franchisebasis een Hema-warenhuis exploiteren. Haar leden zijn eveneens lid van Inretail, met wie FNV in de periode tussen 2008 en 2012 enkele CAO’s voor de Mode & Sportdetailhandel heeft gesloten. Een in de CAO 2010-2012 opgenomen loonsverhoging is door de VAB-leden verrekend met eerdere onverplicht doorgevoerde loonsverhogingen. Aan de Hoge Raad wordt de vraag voorgelegd of het vorderingsrecht van een vakbond die partij is bij een cao een zelfstandig vorderingsrecht is dat de vakbond toekomt ongeacht of één of meer betrokken werknemers aanspraak hebben gemaakt op nakoming op of dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.