De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd
Einde inhoudsopgave
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/13.1:13.1 Inleiding
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/13.1
13.1 Inleiding
Documentgegevens:
mr. R.F. Kötter, datum 30-09-2010
- Datum
30-09-2010
- Auteur
mr. R.F. Kötter
- JCDI
JCDI:ADS387262:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het is kenmerkend voor het ontslag tijdens de proeftijd dat daarbij geen opzegtermijn in acht behoeft te worden genomen. De wet bepaalt dat zolang de proeftijd niet is verstreken, ieder van de contractspartijen bevoegd is om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. In dit opzicht is het ontslag tijdens de proeftijd vergelijkbaar met het ontslag wegens een dringende reden. De positie van de werknemer die tijdens de proeftijd wordt ontslagen, is echter ook veel kwetsbaarder dan die van de werknemer die wegens een dringende reden wordt ontslagen, omdat de mogelijkheid om gefixeerde schadevergoeding of een volledige schadevergoeding te vorderen wegens voortijdige beëindiging van het dienstverband in geval van opzegging tijdens de proeftijd ontbreekt.
Een ander belangrijk aspect waardoor de rechtspositie van de werknemer tijdens de proeftijd nog verder wordt verzwakt, vergeleken met die van een werknemer die niet tijdens de proeftijd werkzaam is, is dat het algemene opzegverbod van artikel 6 BBA en een aantal bijzondere opzegverboden, zoals die in de artikelen 7:670 en 7:670a BW staan omschreven (ziekte, dienstplicht, lidmaatschap ondernemingsraad et cetera), niet tijdens de proeftijd van toepassing zijn. Dit geldt niet voor de opzegverboden die zijn opgenomen in de artikelen 7:646 BW (verbod tot het maken van onderscheid tussen mannen en vrouwen waaronder ook zwangerschap wordt begrepen), 7:647 BW (het zogenoemde 'victimisatieontslag% artikel 7:648 BW (onderscheid naar arbeidsduur) en van artikel 5 lid 1 onderdeel b jo. artikel 8 lid 1 Algemene wet gelijke behandeling en andere wetten, zoals o.a. de in de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Deze opzegverboden blijven tijdens de proeftijd van toepassing, omdat het maken van onderscheid tussen mannen en vrouwen ook tijdens de proeftijd is verboden. De norm van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid is terug te voeren tot hetgeen daarover in het EU-Verdrag daarop gebaseerde richtlijnen met betrekking tot het verbod van geslachtelijk onderscheid en andere vormen van onderscheid is bepaald. Van de meeste opzeggingsverboden kan niet bij arbeidsovereenkomst of cao worden afgeweken. In dit hoofdstuk zal worden nagegaan in hoeverre de werknemer door het niet van toepassing zijn van bepaalde opzegverboden tijdens de proeftijd in zijn belangen wordt geschaad.