Einde inhoudsopgave
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2023
- Bronpublicatie:
28-06-2023, Stcrt. 2023, 17924 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: WBN 2023/5)
- Inwerkingtreding
01-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2023, Stcrt. 2023, 17924 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: WBN 2023/5)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht (V)
Vreemdelingenrecht (V)
20-alg. Toelichting algemeen
In hoofdstuk 6 RWN is de vaststelling van het Nederlanderschap geregeld. Die vaststelling kan als volgt geschieden. Wanneer alleen de vaststelling van de nationaliteit aan de orde is, dan is in Nederland uitsluitend bevoegd de Rechtbank ’s-Gravenhage, en in Curaçao en Sint Maarten of Aruba het gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao en Sint Maarten en Aruba. Is echter elders al een zaak aanhangig bij een rechterlijke instantie of in een administratief beroep, waarbij het al of niet bezitten van het Nederlanderschap ook wordt vastgesteld, dan is een procedure voor de Haagse rechtbank of het gemeenschappelijk Hof van Justitie niet mogelijk. Iemand kan dus niet ‘twee ijzers in het vuur hebben’.
De Haagse rechtbank c.q. het gemeenschappelijk Hof van Justitie kan ook het al dan niet bezitten van het Nederlanderschap op een bepaald tijdstip vaststellen. Dit geldt ook ten aanzien van een reeds overleden persoon. (Bijvoorbeeld: iemand heeft recht op een uitkering wanneer is aangetoond dat hij tussen 10 mei 1940 en 15 augustus 1945 Nederlander was. Heeft hij beroep aangetekend tegen een beschikking waarbij hem die uitkering is geweigerd, dan kan hij zich niet daarnaast tot de Haagse rechtbank c.q. het gemeenschappelijk Hof van Justitie wenden.)
De Haagse rechtbank hoort de IND als belanghebbende. En het gemeenschappelijk Hof van Justitie hoort het Openbaar Ministerie. Van de beschikking van de rechtbank c.q. het gemeenschappelijk Hof van Justitie staat uitsluitend beroep in cassatie open. Is een beschikking onherroepelijk geworden, dan is elk orgaan dat is belast met de uitvoering van enige wettelijke regeling (korter gezegd: de administratie) daaraan gebonden.
In een rechtszaak, waarin de vraag van belang is of iemand al dan niet Nederlander is, of op een bepaald moment al dan niet Nederlander was, kan de rechter het advies vragen van de Nederlandse Minister van Justitie dan wel de Nederlands-Antilliaanse Minister van Justitie. Komt die vraag naar voren in een administratief beroep, dan moet het advies van de Nederlandse Minister van Justitie dan wel de Nederlands-Antilliaanse Minister van Justitie verplicht worden gevraagd. De zaak wordt terstond hervat, zodra het advies van de Minister is ontvangen.