Einde inhoudsopgave
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer
Artikel 17
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
24-04-2019, Stb. 2019, 177 (uitgifte: 16-05-2019, kamerstukken: 35072)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-10-2019, Stb. 2019, 385 (uitgifte: 06-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (09-03-2017, Stb. 123).
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Staatsrecht / Wetgeving
1.
De kamerleden ontvangen ter vergoeding van reiskosten een bedrag van € 3640 per jaar.
2.
Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt aangepast bij ministeriële regeling overeenkomstig de wijziging in de vergoeding die voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor dienstreizen in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen voor het gebruik van een eigen motorvoertuig indien openbaar vervoer niet mogelijk of niet doelmatig is.
3.
De griffier stelt ten laste van de Eerste Kamer op aanvraag de noodzakelijke faciliteiten ten behoeve van vervoer en verblijf ter beschikking in verband met buitenlandse dienstreizen die een kamerlid in het kader van de uitoefening van het kamerlidmaatschap maakt.