Belastingadvies 2021/18.8
Voor pandrechten bestaat ook mogelijkheid om onderling rangorde te bepalen
HR 09-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:524
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 april 2021
- Zaaknummer
19/02952
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS283366:1
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:524, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:884, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑10‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑06‑2019
- Wetingang
Art. 2:247, 3:227 lid 1, 3:239 lid 1, 3:262 lid 1 BW
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat partijen onderling de rangorde kunnen bepalen van pandrechten die zij vestigen. De Hoge Raad verwijst daarbij naar de regeling die geldt voor hypotheken en vindt dat rangwijziging ook ten aanzien van het recht van pand mogelijk is. De Hoge Raad verwerpt het beroep in cassatie.
Samenvatting
De structuur is als volgt, zie afbeelding onder 'Zie ook'.
Z heeft ten behoeve van de bank een eerste (stil) pandrecht gevestigd op al haar vorderingen op derden. Vervolgens worden binnen de groep onderlinge leningen en kredieten in rekening-courant vastgelegd en worden zekerheden verstrekt. Later verkeren Y ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.