Richtlijn 2001/51/EG tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 09-08-2001
- Bronpublicatie:
28-06-2001, PbEU 2001, L 187 (uitgifte: 10-07-2001, regelingnummer: 2001/51/EG)
- Inwerkingtreding
09-08-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2001, PbEU 2001, L 187 (uitgifte: 10-07-2001, regelingnummer: 2001/51/EG)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Richtlijn van de Raad van 28 juni 2001, tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name artikel 61, onder a), en artikel 63, punt 3, onder b),
Gezien het initiatief van de Franse Republiek (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Voor een doeltreffende bestrijding van illegale immigratie is het van essentieel belang dat alle lidstaten een regeling invoeren waarbij de verplichtingen worden vastgesteld voor vervoerders die buitenlandse onderdanen naar het grondgebied van de lidstaten vervoeren. Om deze doelstelling op een efficiëntere wijze te verwezenlijken, moeten tevens de geldboetes die in de lidstaten gesteld zijn op niet-nakoming van de controleverplichtingen door vervoerders, zoveel mogelijk worden geharmoniseerd, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen op het gebied van de rechtsstelsels en de praktijk in de lidstaten.
- (2)
Deze maatregel past in een alomvattende regeling ter beheersing van de migratiestromen en ter bestrijding van de illegale immigratie.
- (3)
De toepassing van deze richtlijn doet geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967.
- (4)
De vrijheid van de lidstaten om bijkomende maatregelen of sancties voor vervoerders die al dan niet in deze richtlijn genoemd worden te handhaven of in te voeren, mag niet worden aangetast.
- (5)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bij vervolging van vervoerders die tot de toepassing van sancties kan leiden, het recht van verdediging en het recht om tegen een dergelijke beslissing beroep in te stellen, daadwerkelijk kunnen worden uitgeoefend.
- (6)
Dit instrument houdt een ontwikkeling in van het Schengenacquis, overeenkomstig het Protocol tot opneming van dat acquis in het kader van de Europese Unie, zoals omschreven in bijlage A van Besluit 1999/435/EG van de Raad van 20 mei 1999 tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrondslag van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenacquis vormen (3).
- (7)
Het Verenigd Koninkrijk heeft, overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, bij brief van 25 oktober 2000 meegedeeld dat het wenst deel te nemen aan de aanneming en toepassing van dit instrument.
- (8)
Ingevolge artikel 1 van het genoemde protocol neemt Ierland niet deel aan de aanneming van deze richtlijn. Onverminderd artikel 4 van genoemd protocol zijn de bepalingen van deze richtlijn derhalve niet van toepassing op Ierland.
- (9)
Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de aanneming van deze richtlijn. Zij is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken. Aangezien dit instrument tot doel heeft het Schengenacquis te ontwikkelen uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 5 van genoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze richtlijn heeft vastgesteld of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
- (10)
Ten aanzien van de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen houdt dit instrument een ontwikkeling in van het Schengenacquis in de zin van de op 18 mei 1999 door de Raad van de Europese Unie en deze twee staten gesloten overeenkomst(4) inzake de wijze waarop de genoemde landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: