type: 1772
Rb. Den Haag, 21-10-2020, nr. C/09/559607 / HA ZA 18-965(2)
ECLI:NL:RBDHA:2020:11547
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
21-10-2020
- Zaaknummer
C/09/559607 / HA ZA 18-965(2)
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:11547, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 21‑10‑2020; (Bodemzaak, Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2022:637, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 21‑10‑2020
Inhoudsindicatie
herstelvonnis. zie ECLI:NL:RBDHA:2020:10052
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/559607 / HA ZA 18-965
Herstelvonnis van 21 oktober 2020
in de zaak van
[eiser] ,
te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.G. de Jong te Den Haag,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MIN V VWS),
te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. G.C. Nieuwland te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.
1. Het verzoek tot verbetering
1.1.
De rechtbank heeft partijen bij email van 9 oktober 2020 bericht dat zij bij het anonimiseren van het vonnis van 30 september 2020 in bovenvermelde zaak met het oog op publicatie op www.rechtspraak.nl heeft ontdekt dat in rechtsoverweging 4.6 van het vonnis bij vergissing 16 juni 2016 in plaats van 15 juni 2016 is genoemd als de datum waarop de verjaringstermijn is verstreken en dat zij voornemens is deze kennelijke (schrijf)fout ambtshalve te verbeteren.
1.2.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich over het voornemen van de rechtbank uit te laten. Zij hebben de rechtbank bij emailberichten van 12 en 13 oktober 2020 bericht geen bezwaar tegen verbetering te hebben.
2. De beoordeling
2.1.
In rechtsoverweging 4.6 van het vonnis van 30 september jl. is bij vergissing de datum van 16 juni 2016 in plaats van 15 juni 2016 genoemd als de datum waarop de verjaringstermijn is verstreken. In 4.6 is als volgt overwogen: “De vordering van [eiser] is gebaseerd op onrechtmatige rechtspraak. De verjaringstermijn voor de op die juridische grondslag gebaseerde rechtsvordering is gaan lopen de dag nadat het arrest onherroepelijk is geworden, dus de dag na het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2011, oftewel op 15 juni 2011. Vanaf dat moment was [eiser] immers bekend met de schade die hij vanwege de gestelde onrechtmatige rechtspraak leed en met de Staat als de op grond van die rechtspraak aansprakelijke persoon. De verjaringstermijn is vijf jaar later verstreken, dus op 16 juni 2016. Omdat [eiser] voordien de verjaring niet heeft gestuit, is zijn vordering verjaard.”
2.2.
Het gaat hier om een kennelijke (schrijf)fout die de rechtbank op grond van artikel 31 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ambtshalve zal verbeteren, in die zin dat in 4.6 de zin “De verjaringstermijn is vijf jaar later verstreken, dus op 16 juni 2016” komt te luiden: “De verjaringstermijn is vijf jaar later verstreken, dus op 15 juni 2016”.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
bepaalt dat nr. 4.6 van het op 30 september 2020 tussen [eiser] en de Staat gewezen vonnis, waar staat
“De verjaringstermijn is vijf jaar later verstreken, dus op 16 juni 2016”
wordt gewijzigd in
“De verjaringstermijn is vijf jaar later verstreken, dus op 15 juni 2016”,
3.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 21 oktober 2020 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 30 september 2020,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 30 september 2020 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, mr. J.S. Honée en mr. H.J. van Harten en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 21 oktober 2020.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 21‑10‑2020