Relativiteit, causaliteit en toerekening van schade
Einde inhoudsopgave
Relativiteit, causaliteit en toerekening van schade (R&P nr. CA21) 2019/6.3.1:6.3.1 Inleiding
Relativiteit, causaliteit en toerekening van schade (R&P nr. CA21) 2019/6.3.1
6.3.1 Inleiding
Documentgegevens:
D.A. van der Kooij, datum 01-08-2019
- Datum
01-08-2019
- Auteur
D.A. van der Kooij
- JCDI
JCDI:ADS586240:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
In de jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat wanneer het besluit in de bestuursrechtelijke procedure hersteld kan worden, een aanvankelijk vernietigd onrechtmatig besluit in de loop van de procedure haar onrechtmatigheid verliest; zie hierover nader: § 9.2.2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
321. In het voorgaande bleek, dat uit het gegeven dat de schade ook rechtmatig veroorzaakt had kunnen worden, kan volgen, dat met de geschonden norm kennelijk niet beoogd is te beschermen tegen die schade. Daarin lag in deze gevallen de werkelijke reden om de laedens niet voor de schade aansprakelijk te houden. Onnodig is dan om nog vast te stellen op welke manier de laedens zou hebben gehandeld. Anders is dat indien uit het gegeven dat de schade ook rechtmatig toegebracht had kunnen worden, niet kan worden afgeleid dat met de geschonden norm niet beoogd is te beschermen tegen de schade zoals geleden. In zo’n situatie rijst wel de vraag of het vereiste causale verband komt te ontbreken indien zich laat vaststellen dat de laedens, zijn onrechtmatig handelen weggedacht, zich in plaats daarvan zodanig zou hebben gedragen dat de schade op rechtmatige wijze zou zijn ontstaan.
322. In Hengelo/Wevers1 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het causale verband tussen een onrechtmatig besluit en schade niet ontbreekt op de enkele grond dat dezelfde schade ook door een rechtmatig besluit had kunnen worden veroorzaakt.2 In het arrest UWV/X3 heeft de Hoge Raad deze regel bevestigd en bovendien geoordeeld dat
“(…) het bestaan van [het causale] verband [dient] te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf hoe het bestuursorgaan zou hebben beslist (of gehandeld) indien het niet het onrechtmatige besluit had genomen”.
De Hoge Raad motiveerde dit oordeel als volgt:
“Het causale verband als bedoeld in art. 6:162 lid 1 BW (het condicio sine qua non-verband), waar het hier om gaat, moet immers worden vastgesteld door vergelijking van enerzijds de situatie zoals die zich in werkelijkheid heeft voorgedaan, en anderzijds de hypothetische situatie die zich zou hebben voorgedaan als de onrechtmatige gedraging achterwege was gebleven. Er is geen grond om hierover anders te oordelen indien het gaat om een onrechtmatig besluit van een bestuursorgaan.” (rov. 3.4.4)
Naar het oordeel van de Hoge Raad was in de voorliggende casus voor de aanwezigheid van het causale verband beslissend wat het bestuursorgaan zou hebben beslist (of zou hebben gedaan) als het bestuursorgaan het onrechtmatige besluit niet had genomen. De Hoge Raad lijkt daarbij van oordeel te zijn dat aldus de normale regels over de vaststelling van het causale verband worden gevolgd.
323. In het navolgende zal ik nader onderzoeken of, en onder welke omstandigheden, hetgeen de laedens zou hebben gedaan indien hij niet onrechtmatig had gehandeld van belang is bij de vaststelling van het voor aansprakelijkheid vereiste causale verband.