Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie
Artikel 43 Geen behandeling
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2016
- Bronpublicatie:
28-07-2015, PbEU 2015, L 343 (uitgifte: 29-12-2015, regelingnummer: 2015/2446)
- Inwerkingtreding
18-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-07-2015, PbEU 2015, L 343 (uitgifte: 29-12-2015, regelingnummer: 2015/2446)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 64, lid 3, van het wetboek)
1.
De producten die voor het vrije verkeer in de Unie worden aangegeven, moeten dezelfde producten zijn als die welke zijn uitgevoerd uit het begunstigde land waaruit zij geacht worden van oorsprong te zijn. Zij mogen op geen enkele wijze gewijzigd zijn en ook geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk zijn om ze in goede staat te bewaren, of dan de toevoeging of het aanbrengen van merken, etiketten, verzegelingen of andere documentatie om te garanderen dat is voldaan aan in de Unie toepasselijke specifieke binnenlandse vereisten, voordat zij voor het vrije verkeer worden aangegeven.
2.
De producten die worden ingevoerd in een begunstigd land met het oog op cumulatie op grond van de artikelen 53, 54, 55 en 56, moeten dezelfde producten zijn als die welke zijn uitgevoerd uit het land waaruit zij geacht worden van oorsprong te zijn. Zij mogen op geen enkele wijze gewijzigd zijn en ook geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk zijn om ze in goede staat te bewaren, voordat zij voor de betrokken douaneregeling in het land van invoer worden aangegeven.
3.
De producten kunnen worden opgeslagen op voorwaarde dat zij in het land of de landen van doorvoer onder douanetoezicht blijven.
4.
De zendingen kunnen door de exporteur of onder zijn verantwoordelijkheid worden gesplitst, op voorwaarde dat de betrokken goederen in het land of de landen van doorvoer onder douanetoezicht blijven.
5.
Aan de leden 1 tot en met 4 wordt geacht te zijn voldaan, tenzij de douaneautoriteiten redenen hebben om het tegendeel aan te nemen; in dergelijke gevallen kunnen de douaneautoriteiten de aangever verzoeken te bewijzen dat hij aan de voorwaarden voldoet, welk bewijs op enigerlei wijze kan worden geleverd, onder meer aan de hand van vervoersovereenkomsten zoals cognossementen of feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummers van colli of ander bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf.