Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 248 Blootstellingswaarde
Geldend
Geldend vanaf 09-04-2021
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 10-04-2022.
- Bronpublicatie:
31-03-2021, PbEU 2021, L 116 (uitgifte: 06-04-2021, regelingnummer: 2021/558)
- Inwerkingtreding
09-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-03-2021, PbEU 2021, L 116 (uitgifte: 06-04-2021, regelingnummer: 2021/558)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De blootstellingswaarde van een securitisatiepositie wordt als volgt berekend:
- a)
de blootstellingswaarde van een securitisatiepositie op de balans is de boekwaarde die overblijft nadat relevante specifieke kredietrisicoaanpassingen op de securitisatiepositie zijn toegepast overeenkomstig artikel 110;
- b)
de blootstellingswaarde van een securitisatiepositie buiten de balans is haar nominale waarde, verminderd met eventuele relevante specifieke kredietrisicoaanpassingen op die securitisatiepositie overeenkomstig artikel 110, vermenigvuldigd met de toepasselijke omrekeningsfactor zoals in dit punt is beschreven. De omrekeningsfactor bedraagt 100 %, behalve bij voorschotfaciliteiten. Om de blootstellingswaarde van het niet-opgenomen deel van de voorschotfaciliteiten te bepalen, kan op het nominale bedrag van een liquiditeitsfaciliteit die onvoorwaardelijk opzegbaar is, een omrekeningsfactor van 0 % worden toegepast, mits de terugbetaling van opnemingen ten laste van de faciliteit een hogere rangorde heeft dan alle andere rechten op de kasstromen die uit de onderliggende blootstellingen voortvloeien, en de instelling ten genoegen van de bevoegde autoriteit heeft aangetoond dat zij een voldoende voorzichtige methode gebruikt om de hoogte van het niet-opgenomen deel te bepalen;
- c)
de blootstellingswaarde voor het tegenpartijkredietrisico van een securitisatiepositie die voortvloeit uit een in bijlage II vermeld derivaat, wordt bepaald overeenkomstig hoofdstuk 6;
- d)
een initiërende instelling mag het overeenkomstig artikel 110 berekende bedrag van de specifieke kredietrisicoaanpassingen voor de onderliggende blootstellingen en alle niet-restitueerbare kortingen die verband houden met deze onderliggende blootstellingen, in de mate dat die kortingen hebben geleid tot de vermindering van het eigen vermogen, aftrekken van de blootstellingswaarde van een securitisatiepositie die overeenkomstig onderafdeling 3 een risicogewicht van 1 250 % wordt toegekend of overeenkomstig artikel 36, lid 1, onder k), van het tier 1-kernkapitaal wordt afgetrokken;
- e)
De blootstellingswaarde van een synthetische overgebleven rentemarge omvat in voorkomend geval het volgende:
- i)
inkomsten uit de gesecuritiseerde blootstellingen die de initiërende instelling reeds overeenkomstig het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving in haar winst- en verliesrekening heeft opgenomen en die de initiërende instelling contractueel aan de transactie heeft toegewezen als synthetische overgebleven rentemarge en die nog steeds beschikbaar is om verliezen op te vangen;
- ii)
synthetische overgebleven rentemarge die de initiërende instelling in eerdere perioden contractueel heeft toegewezen en die nog steeds beschikbaar is om verliezen op te vangen;
- iii)
synthetische overgebleven rentemarge die de initiërende instelling voor de huidige periode contractueel heeft toegewezen en die nog steeds beschikbaar is om verliezen op te vangen;
- iv)
synthetische overgebleven rentemarge die de initiërende instelling contractueel voor toekomstige perioden heeft toegewezen.
Voor de toepassing van dit punt mag een bedrag dat als zekerheid of kredietverbetering met betrekking tot de synthetische securitisatie is verstrekt en dat reeds is onderworpen aan een eigenvermogensvereiste overeenkomstig dit hoofdstuk, niet worden opgenomen in de blootstellingswaarde.
De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen om nader te bepalen wat een voldoende voorzichtige methode is om de hoogte van het onder b) van de eerste alinea bedoelde niet-opgenomen deel te bepalen.
De EBA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 januari 2019 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de derde alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.
2.
Indien een instelling twee of meer posities in een securitisatie heeft die elkaar overlappen, dan wordt slechts een van de posities voor de berekening van de risicogewogen posten gebruikt.
Indien de posities elkaar gedeeltelijk overlappen, kan de instelling de positie in twee delen splitsen en de overlapping uitsluitend met betrekking tot één deel in aanmerking nemen overeenkomstig de eerste alinea. Als alternatief kan de instelling de posities behandelen alsof zij elkaar volledig overlappen door met het oog op de berekening van de kapitaalvereisten, de positie die de hoogste risicogewogen posten oplevert, uit te breiden.
De instelling kan ook een overlap tussen de eigenvermogensvereisten voor specifieke risico's in verband met posities in de handelsportefeuille en de eigenvermogensvereisten voor securitisatieposities in de niet-handelsportefeuille in aanmerking nemen, mits de instelling in staat is de eigenvermogensvereisten voor de posities in kwestie te berekenen en te vergelijken.
Voor de toepassing van dit lid worden twee posities geacht elkaar te overlappen wanneer zij elkaar op zodanige wijze compenseren dat de instelling verliezen met betrekking tot de ene positie kan voorkomen door de verplichtingen na te komen die in het kader van de andere positie op haar rusten.
3.
Wanneer artikel 270 quater, onder d), op posities in een ABCP van toepassing is, kan de instelling voor de berekening van de risicogewogen post van het ABCP het aan een liquiditeitsfaciliteit toegekende risicogewicht hanteren, mits het door het ABCP-programma uitgegeven ABCP voor 100 % onder de liquiditeitsfaciliteit valt en de liquiditeitsfaciliteit dezelfde rangorde heeft als het ABCP zodat zij een overlappende positie vormen. Indien de instelling de bepalingen van dit lid heeft toegepast, stelt zij de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis. Om vast te stellen of het ABCP voor 100 % onder de liquiditeitsfaciliteit valt zoals in dit lid is bepaald, kan de instelling andere liquiditeitsfaciliteiten in het ABCP-programma in aanmerking nemen, op voorwaarde dat zij een overlappende positie met het ABCP vormen.
4.
De EBA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op om nader te bepalen hoe initiërende instellingen de in lid 1, onder e), bedoelde blootstellingswaarde moeten vaststellen, rekening houdend met de betreffende verliezen die naar verwachting door de synthetische overgebleven rentemarge zullen worden opgevangen.
De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 10 oktober 2021 bij de Commissie in.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.