RvdW 2019/105
Recidiveregeling art. 123b WVW 1994 en ontvankelijkheid OM in vervolging ter zake van rijden onder invloed art. 8 lid 2 onder a WVW 1994.
HR 18-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2350
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 december 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/02688
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS13820:1
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Handhaving verkeersvoorschriften
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2350, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1090, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑10‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑08‑2017
- Wetingang
Art. 6, 7 EVRM; art. 68 Sr; art. 8 lid 2 onder a, art. 123b WVW 1994
Essentie
Omstandigheid dat recidiveregeling van art. 123b WVW 1994 tot gevolg heeft dat verdachte na veroordeling zijn rijbewijs verliest heeft geen gevolg voor ontvankelijkheid OM in vervolging ter zake van rijden onder invloed met een ademalcoholgehalte van 740 microgram.
Samenvatting
De opvatting dat de ontvankelijkheid van het OM in de vervolging voor een met middelengebruik verband houdend verkeersdelict in het geding is door de enkele omstandigheid dat een onherroepelijke veroordeling tot gevolg heeft dat het rijbewijs op grond van art. 123b WVW 1994 van rechtswege zijn geldigheid verliest, vindt geen steun in het recht. Ook ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.