BNB 2024/46
Bouwterrein. Muur als grondkering op verder onbebouwd terrein is verwaarloosbaar. Voor het geheel is sprake van onbebouwde grond
HR 09-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:216, m.nt. B.G. van Zadelhoff
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 februari 2024
- Magistraten
Mrs. Van Hilten, Punt, Fierstra, Faase, Cools
- Zaaknummer
21/02407
- Conclusie
A-G Ettema
- Noot
B.G. van Zadelhoff
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS956213:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Levering van goederen en diensten
Omzetbelasting / Vrijstelling
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑02‑2024
ECLI:NL:HR:2024:216, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑02‑2024
ECLI:NL:PHR:2022:9, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 03‑01‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:7, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 03‑01‑2022
- Wetingang
Art. 11 lid 4 Wet OB 1968
Essentie
Bouwterrein. Muur als grondkering op verder onbebouwd terrein is verwaarloosbaar. Voor het geheel is sprake van onbebouwde grond
Samenvatting
Belanghebbende, een BV, is een projectontwikkelaar die een perceel grond met daarop een oud fabrieksgebouw in eigendom heeft verkregen. Om op het perceel een appartementencomplex en twaalf eengezinswoningen te kunnen bouwen, heeft zij het fabrieksgebouw gesloopt, echter met uitzondering van een 96 meter lange zijmuur die als grondkering en als tuinafscheiding fungeert. Belanghebbende heeft alleen het appartementencomplex gerealiseerd. Het resterende gedeelte van het perceel met daarop de zijmuur heeft zij vervolgens in eigendom overgedragen aan een andere projectontwikkelaar, die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.