VR 2020/83
Rijden tijdens ontzegging. Bewijs.
HR 10-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1920
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 december 2019
- Magistraten
mrs. Van Schendel, Buruma, Borgers
- Zaaknummer
18/04454
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS200111:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1920, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:1089, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 29‑10‑2019
- Wetingang
(art. 9 WVW 1994)
Essentie
Rijden tijdens ontzegging. Bewijs.
Samenvatting
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, noch dat een ontzegging van kracht was ten tijde van het tenlastegelegde rijden tijdens ontzegging van de rijbevoegdheid. Anders dan het hof kennelijk heeft geoordeeld, is de omstandigheid dat de verdachte voorafgaande aan het tenlastegelegde feit is veroordeeld vanwege het besturen van een motorrijtuig terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard, daartoe niet redengevend.
Uitspraak
Hoge Raad:
Post alia: