Einde inhoudsopgave
Besluit zeevarenden
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 03-05-2014
- Bronpublicatie:
31-03-2014, Stb. 2014, 150 (uitgifte: 11-04-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-04-2014, Stb. 2014, 161 (uitgifte: 02-05-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
Op verzoek van de scheepsbeheerder kan Onze Minister een ontheffing als bedoeld in artikel 16 van de wet verlenen indien blijkt dat:
- a.
korte tijd voor het vertrek van het schip uit de haven een of meer leden van de bemanning niet beschikbaar zijn;
- b.
dringende omstandigheden ertoe nopen het vertrek niet langer uit te stellen, en
- c.
met de aan boord aanwezige bemanning, gelet op de bijzonderheden van de reis, het schip zonder gevaar voor het schip of andere zaken, voor personen, het milieu of de scheepvaart deze reis kan ondernemen.
2.
Op verzoek van de scheepsbeheerder kan Onze Minister een ontheffing als bedoeld in artikel 25 van de wet verlenen, indien:
- a.
er onvoldoende bemanningsleden, in het bezit van de vereiste kwalificaties, voorhanden zijn,
- b.
de ontheffing verleend wordt aan een bemanningslid dat in het bezit is van het vaarbevoegdheidsbewijs dat vereist is voor de relevante lagere functie, en
- c.
met de aan boord aanwezige bemanning, gelet op de bijzonderheden van de reis, het schip zonder gevaar voor het schip of andere zaken, voor personen, het milieu of de scheepvaart deze reis kan ondernemen.
3.
Een ontheffing als bedoeld in artikel 25 van de wet wordt voor de functie van kapitein of hoofdwerktuigkundige slechts gegeven in zeer bijzondere omstandigheden die niet het gevolg zijn van het handelen of het nalaten te handelen van de zijde van de scheepsbeheerder en indien gedurende korte tijd de vervulling van die functie door een bemanningslid met een lagere bevoegdheid noodzakelijk is voor de voortzetting van de reis, en de veiligheid van het schip en de opvarenden, de veilige vaart ter zee en de bescherming van het mariene milieu gewaarborgd zijn.
4.
Onze Minister kan op een daartoe strekkend verzoek van de scheepsbeheerder in bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van de in artikel 120, eerste lid, bedoelde verplichting tot het in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs scheepskok, indien de persoon ten aanzien van wie de ontheffing wordt verzocht een opleiding heeft genoten of instructies heeft gekregen op het gebied van voeding, persoonlijke hygiëne en de behandeling en opslag van levensmiddelen aan boord van schepen. De ontheffing geldt voor een specifiek tijdvak van ten hoogste een maand of tot aan het afmeren in de volgende aanloophaven.
5.
Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Indien de voorschriften niet worden nageleefd kan Onze Minister een ontheffing tussentijds intrekken.