Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 143
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2021
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2021.
- Bronpublicatie:
13-07-2021, PbEU 2021, L 250 (uitgifte: 15-07-2021, regelingnummer: 2021/1159)
- Inwerkingtreding
15-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-07-2021, PbEU 2021, L 250 (uitgifte: 15-07-2021, regelingnummer: 2021/1159)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Omzetbelasting / Vrijstelling
Europees belastingrecht (V)
1.
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:
- a)
de definitieve invoer van goederen waarvan de levering door belastingplichtigen in ieder geval op hun respectieve grondgebied is vrijgesteld;
- b)
de definitieve invoer van goederen die valt onder de Richtlijnen 69/169/EEG (1), 83/181/EEG (2) en 2006/79/EG (3) van de Raad;
- c)
de definitieve invoer van goederen in het vrije verkeer afkomstig uit een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap, die voor de in punt b) bedoelde vrijstelling in aanmerking zouden komen indien zij waren ingevoerd in de zin van artikel 30, eerste alinea;
- c bis)
de invoer van goederen wanneer de btw moet worden aangegeven in het kader van de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, en wanneer, uiterlijk bij de indiening van de invoeraangifte, het individuele btw-identificatienummer voor de toepassing van de bijzondere regeling van de leverancier of van de voor zijn rekening handelende tussenpersoon, dat is toegekend overeenkomstig artikel 369 octodecies, aan het bevoegde douanekantoor in de lidstaat van invoer is verstrekt;
- d)
de invoer van vanuit een derdelandsgebied of een derde land verzonden of vervoerde goederen in een andere lidstaat dan de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, indien de levering van deze goederen, verricht door de importeur die uit hoofde van artikel 201 is aangewezen of erkend als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon, overeenkomstig artikel 138 is vrijgesteld;
- e)
de wederinvoer van goederen in de toestand waarin zij zijn uitgevoerd, door degene die deze heeft uitgevoerd, indien de goederen voor vrijstelling van invoerrechten in aanmerking komen;
- f)
de invoer van goederen in het kader van de diplomatieke en consulaire betrekkingen, indien de goederen voor vrijstelling van invoerrechten in aanmerking komen;
- f bis)
de invoer van goederen door de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de Europese Centrale Bank of de Europese Investeringsbank of door de door de Europese Gemeenschappen opgerichte organen waarop het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van toepassing is, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij dat protocol, bij de overeenkomsten tot toepassing van dat protocol of bij de vestigingsovereenkomsten, en voor zover zulks niet leidt tot verstoring van de mededinging;
- f ter)
de invoer van goederen door de Commissie of een krachtens het Unierecht opgericht agentschap of orgaan wanneer de Commissie of een dergelijk agentschap of orgaan deze goederen invoert in het kader van de uitvoering van de hen bij het Unierecht toevertrouwde taken ter bestrijding van de COVID-19-pandemie, tenzij de ingevoerde goederen onmiddellijk dan wel op een later tijdstip worden gebruikt voor latere leveringen onder bezwarende titel door de Commissie of dergelijk agentschap of orgaan;
- g)
de invoer van goederen verricht door andere dan de in punt f bis) bedoelde internationale instellingen die als zodanig zijn erkend door de overheid van de lidstaat waar zij zijn gevestigd, alsmede door de leden van deze instellingen, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de internationale verdragen tot oprichting van deze instellingen of bij de vestigingsovereenkomsten;
- g bis)
de invoer van goederen in lidstaten door de strijdkrachten van andere lidstaten, ten behoeve van die strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;
- h)
de invoer van goederen verricht in de lidstaten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag, door de strijdkrachten van de andere staten die partij bij dat verdrag zijn, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover deze strijdkrachten deelnemen aan de gemeenschappelijke defensie-inspanning;
- i)
de invoer van goederen door de strijdkrachten van het Verenigd Koninkrijk die op Cyprus zijn gestationeerd overeenkomstig het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus van 16 augustus 1960, ten behoeve van de strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines;
- j)
de invoer in havens, door zeevisserijbedrijven, van visserijproducten, niet be- of verwerkt of nadat deze met het oog op de afzet een bederfwerende behandeling hebben ondergaan, en die nog niet zijn geleverd;
- k)
de invoer van goud door de centrale banken;
- l)
de invoer van gas via een aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van gas dat van op een gastransportschip in een aardgassysteem of een upstreampijpleidingnet wordt ingebracht, van elektriciteit of van warmte of koude via warmte- of koudenetten;
2.
De vrijstelling overeenkomstig lid 1, punt d), is, in gevallen waarin de invoer van goederen gevolgd wordt door levering van de goederen die overeenkomstig artikel 138, lid 1, en lid 2, punt c), is vrijgesteld, alleen van toepassing indien de importeur op het tijdstip van de invoer aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van invoer ten minste de volgende informatie heeft verstrekt:
- a)
het nummer waaronder hij voor btw-doeleinden in de lidstaat van invoer is geïdentificeerd, of het nummer waaronder zijn tot voldoening van de btw gehouden fiscaal vertegenwoordiger voor btw-doeleinden in de lidstaat van invoer is geïdentificeerd;
- b)
het nummer waaronder de afnemer aan wie de goederen overeenkomstig artikel 138, lid 1, worden geleverd voor btw-doeleinden in een andere lidstaat is geïdentificeerd, of, wanneer de goederen overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt c), worden overgebracht, het nummer waaronder de importeur zelf voor btw-doeleinden in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer is geïdentificeerd;
- c)
het bewijs dat de ingevoerde goederen bestemd zijn om vanuit de lidstaat van invoer naar een andere lidstaat te worden vervoerd of verzonden.
De lidstaten kunnen echter bepalen dat het in punt c) bedoelde bewijs slechts aan de bevoegde autoriteiten hoeft te worden verstrekt indien daarom wordt verzocht.
3.
Wanneer aan de vrijstellingsvoorwaarden van lid 1, punt f ter), niet langer is voldaan, stelt de Commissie of het betrokken agentschap of orgaan de lidstaat waarin de vrijstelling is toegepast daarvan in kennis, en is de invoer van die goederen aan btw onderworpen onder de voorwaarden die op dat ogenblik gelden.
Voetnoten
Richtlijn 69/169/EEG van de Raad van 28 mei 1969 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de vrijstellingen van omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven in het internationale reizigersverkeer (PB L 133 van 4.6.1969, blz. 6). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/93/EG (PB L 346 van 29.12.2005, blz. 16).
Richtlijn 83/181/EEG van de Raad van 28 maart 1983 houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 14, lid 1, sub d), van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen (PB L 105 van 23.4.1983, blz. 38). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
Richtlijn 2006/79/EG van de Raad van 5 oktober 2006 inzake de belastingvrijstellingen die van toepassing zijn bij invoer van uit derde landen afkomstige kleine zendingen goederen zonder commercieel karakter (PB L 286 van 17.10.2006, blz. 15).