Derdenbeslag
Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/4.4.1:4.4.1 Inleidende opmerkingen
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/4.4.1
4.4.1 Inleidende opmerkingen
Documentgegevens:
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS399308:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
178. In § 4.3.5.2 is uitvoerig aandacht besteed aan de gevolgen van bepaalde door de beslagdebiteur ná het beslag jegens derden verrichte benadelende rechtshandelingen. Daarbij ging het met name om toepassing en reikwijdte van de eerste volzin van art. 475h lid 1. Bij de bespreking van de rechtshandelingen die het verhaalsrecht van de beslaglegger nadelig kunnen beïnvloeden, is ook reeds aangestipt dat, wanneer deze rechtshandelingen door de beslagdebiteur vóór het beslag zouden zijn verricht, de beslaglegger deze in beginsel zou moeten respecteren. In geval van vervreemding zou dat betekenen dat de vordering rechtens niet meer tot het voor verhaal vatbare vermogen van de beslagdebiteur behoort, zodat daarop geen beslag meer mogelijk is. In geval van bezwaring met pandrecht zou het betekenen dat de pandhouder zijn rechten in beginsel vóór die van de beslaglegger kan uitoefenen, zodat het beslag dat op zich zelf wel kleeft, omdat de vordering tot het vermogen van de beslagdebiteur is blijven behoren - alleen effect zal sorteren als de beslagen vordering méér beloopt dan de vordering van de pandhouder.
Aangezien de schuldeiser die derdenbeslag legt in de praktijk meestal zal worden geconfronteerd met de situatie dat de (toekomstige) vorderingen van zijn schuldenaar waarop hij beslag wil leggen, reeds zijn vervreemd (gecedeerd) of (stil) verpand, zullen hierna in § 4.4.2.1 en § 4.4.2.2 alleen enkele van die problemen worden besproken die zich met name daarbij kunnen voordoen. Gevallen van vruchtgebruik, afstand (kwijtschelding) en onderbewindstelling van vorderingen verricht vóór het derdenbeslag, zullen hier dus verder onbesproken worden gelaten. Indien vervreemding of verpanding van de vorderingen vóór het derdenbeslag in beginsel rechtsgeldig is tot stand gekomen, zal de beslaglegger zijn verhaalsrecht daarop alleen nog met succes kunnen geldend maken, indien hij de betreffende rechtshandeling(en) op grond van de Pauliana (art. 3:45) met succes kan vernietigen (zie hierna nr. 179).
Zal het in § 4.4.2 bij vervreemding en verpanding door de beslagdebiteur gaan om ten behoeve van de daarbij betrokken derden in het leven geroepen goederenrechtelijke aanspraken, in § 4.43 zal ten slotte ook nog aandacht worden besteed aan de vraag of, en zo ja, in hoeverre de beslaglegger óók in zijn verhaalsrecht kan worden geschaad door louter obligatoire aanspraken van derden. Daarbij moet dan met name worden gedacht aan afspraken die vóór het beslag zijn gemaakt tussen beslag-debiteur en derde-beslagene, op grond waarvan de laatste zijn schuld(en) bevrijdend aan anderen (veelal andere schuldeisers van de beslagdebiteur) kan voldoen. De vraag is of ook dit soort aanspraken of afspraken onder omstandigheden met succes aan de beslaglegger kunnen worden tegengeworpen, een vraag die ook weer verband houdt met de voor de beslaglegger geldende nemo plus-regel: is hij óók aan deze eerder door zijn schuldenaar met de derde gemaakte afspraken gebonden? In beginsel is dat niet zo zonder meer het geval.