TAR 2001/91
Voor uitoefening van de bevoegdheid tot terugvordering is niet vereist dat sprake is van opzet of kwade trouw van de betrokken ambtenaar, doch slechts dat onjuiste inlichtingen zijn verstrekt c.q. dat er sprake is van ”toedoen” in die zin dat hem dat kan worden toegerekend. De formulieren waarop de inlichtingen worden verstrekt vormen geen signaal in de zin van de zesmaandenjurisprudentie, aangezien juist de daarin vervatte (onjuiste) informatie leidde tot onjuiste vaststelling van het wachtgeld.
CRvB 12-04-2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AD3346
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
12 april 2001
- Magistraten
Brink, van den
- Zaaknummer
99/298 AW; 99/479 AW
- LJN
AD3346
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Ontslag
- Brondocumenten
ECLI:NL:CRVB:2001:AD3346, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 12‑04‑2001
Essentie
Voor uitoefening van de bevoegdheid tot terugvordering is niet vereist dat sprake is van opzet of kwade trouw van de betrokken ambtenaar, doch slechts dat onjuiste inlichtingen zijn verstrekt c.q. dat er sprake is van ÷toedoen÷ in die zin dat hem dat kan worden toegerekend. De formulieren waarop de inlichtingen worden verstrekt vormen geen signaal in de zin van de zesmaandenjurisprudentie, aangezien juist de daarin vervatte (onjuiste) informatie leidde tot onjuiste vaststelling van het wachtgeld.
Samenvatting
Voorgeschiedenis
Aan betrokkene is een uitkering ingevolge het Rwb toegekend. Van oktober 1991 tot en met december 1992 heeft zij in verband ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.