ABRvS (vz.), 25-02-2004, nr. 200400366/2
ECLI:NL:RVS:2004:AO4746
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Voorzitter)
- Datum
25-02-2004
- Zaaknummer
200400366/2
- LJN
AO4746
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2004:AO4746, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 25‑02‑2004; (Voorlopige voorziening)
Einduitspraak na bestuurlijke lus: ECLI:NL:RVS:2004:AQ9963
- Wetingang
art. 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening
- Vindplaatsen
JOM 2008/247
Uitspraak 25‑02‑2004
Inhoudsindicatie
Bij onderscheiden besluiten van 16 maart 1999 heeft verzoeker de verzoeken van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3], [verzoeker sub 4], [verzoeker sub 6], [verzoeker sub 7], [verzoeker sub 8] en [verzoeker sub 10] tot planschadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) afgewezen.
200400366/2.
Datum uitspraak: 25 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Valkenburg (ZH),
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 december 2003 in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1],
2. [verzoeker sub 2],
3. [verzoeker sub 3],
4. [verzoeker sub 4],
5. [verzoeker sub 5],
6. [verzoeker sub 6],
7. [verzoeker sub 7],
8. [verzoeker sub 8],
9. [verzoeker sub 9],
10. [verzoeker sub 10], allen wonend te Valkenburg,
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 16 maart 1999 heeft verzoeker de verzoeken van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3], [verzoeker sub 4], [verzoeker sub 6], [verzoeker sub 7], [verzoeker sub 8] en [verzoeker sub 10] tot planschadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) afgewezen.
Bij besluit van 9 mei 1999 heeft verzoeker naar aanleiding van het daartegen door [verzoeker sub 1] e.a. gemaakte bezwaar de besluiten van 16 maart 1999 herroepen.
Bij besluit van 20 maart 2001 heeft verzoeker de verzoeken van [verzoeker sub 1] e.a. tot planschadevergoeding wederom afgewezen.
Bij besluit van 4 juni 2002 heeft verzoeker het hiertegen door [verzoeker sub 1] e.a. gemaakte bezwaar, overeenkomstig het advies van de Onafhankelijke Adviescommissie voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften van 21 januari 2002, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker sub 1] e.a. ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de raad aan [verzoeker sub 1] e.a. de door de rechtbank vastgestelde schadevergoedingen toekent, vermeerderd met de wettelijke rente, dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en dat verzoeker de kosten van rechtsbijstand en griffierechten aan [verzoeker sub 1] e.a. vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 14 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij genoemde brief heeft verzoeker de Voorzitter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 februari 2004, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Frantzen, advocaat te Amsterdam, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoeker heeft de Voorzitter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hem wordt toegestaan om de uitspraak van de Afdeling op het door hem ingestelde hoger beroep af te wachten en dat hij niet reeds thans gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank. Verzoeker heeft hiertoe met name aangevoerd dat hij, in het geval zijn hoger beroep mocht slagen, het risico loopt dat door hem uitgekeerde bedragen niet (kunnen) worden gerestitueerd.
2.3. Tegenover het belang van verzoeker, zoals dat in het verzoek en ter zitting is toegelicht, staat het belang van [verzoeker sub 1] e.a. om reeds - al was het maar voorlopig - te kunnen beschikken over het bedrag, waarop zij aanspraak menen te kunnen maken. Dit belang is louter financieel van aard. Nu [verzoeker sub 1] e.a. hun standpunt niet ter zitting hebben toegelicht en ook geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken, weegt hun belang naar het oordeel van de Voorzitter niet op tegen het hiervoor bedoelde belang van verzoeker.
2.4. Gelet op het hiervoor overwogene en op de betrokken belangen, bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorlopige voorziening.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de raad van de gemeente Valkenburg geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 december 2003, AWB 02/2833 WRO49, voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Schortinghuis
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2004
66-420.