Beroep vormt de kern van de rechtsbescherming voor burgers die het niet eens zijn met belastingaanslagen en andere fiscale besluiten die hen aangaan. Anders dan in bezwaar geldt in beroep het beginsel van gelijkheid der procespartijen: de inspecteur heeft in principe niet meer bevoegdheden dan de procederende belastingplichtige.
De beroepsprocedure in vogelvlucht
Als hoofdregel geldt dat eerst bezwaar moet worden gemaakt tegen een fiscaal besluit voordat beroep bij de belastingrechter openstaat. De belanghebbende die het niet eens is met de uitspraak op bezwaar kan daartegen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak beroep aantekenen bij de rechtbank, tenzij de dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Als de inspecteur niet tijdig uitspraak op bezwaar doet, kan onder voorwaarden (o.a. een ingebrekestelling) beroep worden ingesteld zonder de uitspraak op bezwaar af te wachten. Particulieren en IB-ondernemers kunnen het beroep digitaal (laten) indienen. Het schriftelijk indienen van een beroepschrift is ook mogelijk. De bezwaarfase kan (met instemming van de inspecteur) ook worden ‘overgeslagen’, waardoor de zaak direct aan de rechtbank wordt voorgelegd.
Indienen van stukken
De inspecteur dient binnen vier weken na de dag van verzending van het beroepschrift de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in bij de rechtbank. De belanghebbende heeft vervolgens tot tien dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling van de zaak door de rechtbank voor het indienen van nadere stukken. Daarnaast kan de belanghebbende getuigen oproepen of meenemen naar de zitting. Dit moet hij dan wel uiterlijk een week voor de dag van de zitting aan de rechtbank en de inspecteur melden.
Spoed en voorlopige voorziening
De belanghebbende in een fiscale procedure kan de rechtbank verzoeken zijn zaak versneld te behandelen vanwege spoedeisendheid. Ook kan de rechtbank om een voorlopige voorziening worden gevraagd. Het verzoek om een voorlopige voorziening kan er bijvoorbeeld toe strekken dat de rechtbank de werking van de aanslag schorst totdat over de rechtmatigheid van de aanslag is geoordeeld. Als de rechtbank de voorlopige voorziening toekent, mag de aanslag zolang niet worden ingevorderd.
Feiten en betwisting
Partijen in een fiscale procedure moeten de feiten die zij aan het geding ten grondslag leggen, stellen en bij betwisting door bewijsvoering aannemelijk maken. Ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid behoeven echter geen bewijs. Uit een arrest van de Hoge Raad uit 2011 volgt dat de rechter buiten de rechtsstrijd treedt door feiten te onderzoeken die door de wederpartij niet worden betwist. Het is dus van belang feiten die de inspecteur stelt zo nodig te betwisten omdat deze anders door de rechter als vaststaand worden aangenomen.
Nick van den Hoek
Nick van den Hoek is fiscaal advocaat bij Jaeger Advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.
Meer over Nick van den Hoek
Beroep vormt de kern van de rechtsbescherming voor burgers die het niet eens zijn met belastingaanslagen en andere fiscale besluiten die hen aangaan. Anders dan in bezwaar geldt in beroep het beginsel van gelijkheid der procespartijen: de inspecteur heeft in principe niet meer bevoegdheden dan de procederende belastingplichtige.
De beroepsprocedure in vogelvlucht
Als hoofdregel geldt dat eerst bezwaar moet worden gemaakt tegen een fiscaal besluit voordat beroep bij de belastingrechter openstaat. De belanghebbende die het niet eens is met de uitspraak op bezwaar kan daartegen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak beroep aantekenen bij de rechtbank, tenzij de dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Als de inspecteur niet tijdig uitspraak op bezwaar doet, kan onder voorwaarden (o.a. een ingebrekestelling) beroep worden ingesteld zonder de uitspraak op bezwaar af te wachten. Particulieren en IB-ondernemers kunnen het beroep digitaal (laten) indienen. Het schriftelijk indienen van een beroepschrift is ook mogelijk. De bezwaarfase kan (met instemming van de inspecteur) ook worden ‘overgeslagen’, waardoor de zaak direct aan de rechtbank wordt voorgelegd.
Indienen van stukken
De inspecteur dient binnen vier weken na de dag van verzending van het beroepschrift de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in bij de rechtbank. De belanghebbende heeft vervolgens tot tien dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling van de zaak door de rechtbank voor het indienen van nadere stukken. Daarnaast kan de belanghebbende getuigen oproepen of meenemen naar de zitting. Dit moet hij dan wel uiterlijk een week voor de dag van de zitting aan de rechtbank en de inspecteur melden.
Spoed en voorlopige voorziening
De belanghebbende in een fiscale procedure kan de rechtbank verzoeken zijn zaak versneld te behandelen vanwege spoedeisendheid. Ook kan de rechtbank om een voorlopige voorziening worden gevraagd. Het verzoek om een voorlopige voorziening kan er bijvoorbeeld toe strekken dat de rechtbank de werking van de aanslag schorst totdat over de rechtmatigheid van de aanslag is geoordeeld. Als de rechtbank de voorlopige voorziening toekent, mag de aanslag zolang niet worden ingevorderd.
Feiten en betwisting
Partijen in een fiscale procedure moeten de feiten die zij aan het geding ten grondslag leggen, stellen en bij betwisting door bewijsvoering aannemelijk maken. Ervaringsregels en feiten van algemene bekendheid behoeven echter geen bewijs. Uit een arrest van de Hoge Raad uit 2011 volgt dat de rechter buiten de rechtsstrijd treedt door feiten te onderzoeken die door de wederpartij niet worden betwist. Het is dus van belang feiten die de inspecteur stelt zo nodig te betwisten omdat deze anders door de rechter als vaststaand worden aangenomen.
Documenten bij dit thema
Wetgeving
Hoofdstuk 8 Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:31 Algemene wet bestuursrecht
Artikel 27e Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 27a Algemene wet inzake rijksbelastingen
Artikel 27ga Algemene wet inzake rijksbelastingen
Standaardarrest
HR 26 mei 1954, nr. 11 779, ECLI:NL:HR:1954:AY2893, BNB 1954/235
HR 10 februari 1988, nr. 23 925, ECLI:NL:HR:1988:ZC3761, BNB 1988/160, V-N 1988/703, 4, FED 1988/128, FED 1988/273, AB 1988, 547
HR 19 februari 2016, nr. 14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252, BNB 2016/140, V-N 2016/13.4, FED 2016/68, Belastingblad 2016/134, Belastingadvies 2016/6.2, AB 2017/266, NJB 2016/459, VR 2017/70, TaxVisions, editie 26 februari 2016
Belangrijkste uitspraken
HR 26 januari 1983, nr. 21 507, ECLI:NL:HR:1983:AW8992, BNB 1983/90, V-N 1983/443, FED 1983/1811
HR 4 mei 1994, nr. 28 407, ECLI:NL:PHR:1994:BH8554, BNB 1994/249, V-N 1994/1678, 16, FED 1994/368, FED 1994/579
HR 28 oktober 2011, nr. 09/02995, ECLI:NL:HR:2011:BO8438, BNB 2012/35, V-N 2011/53.3
HR 16 december 2016, nr. 15/05839, ECLI:NL:HR:2016:2860, BNB 2017/56, V-N 2016/67.20.2, FED 2017/27, AB 2017/91
HR 20 oktober 2017, nr. 16/05660, ECLI:NL:HR:2017:2659, BNB 2018/6, V-N 2017/51.4, FED 2018/37
Literatuur
Fiscaal procesrecht, C.M. Bergman, R.J. Koopman, R.M.P.G. Niessen-Cobben, A.J.H. van Suilen, zesde druk, Wolters Kluwer, 2020
Algemeen fiscaal bestuursrecht, Van Kalmthout e.a., vierde herziene druk, Wolters Kluwer, 2017
Het doen van de vereiste aangifte en gevolgen als daarvan geen sprake is, M.J.M.A. Toet, MBB 2017/03-04
Voorlopige voorziening in het belastingrecht, A.J.H. van Suilen, NTFR Beschouwingen 2014/11
M.W.C. Feteris, Beroep in cassatie in belastingzaken (Fiscale Monografieën nr. 142), Deventer: Kluwer 2014
Kostenvergoeding en onrechtmatigheid, S.F. van Immerseel, WFR 2007/160
Bewijslast in belastingzaken, R.J. Koopman, Fiscale monografieën nr. 78, Deventer: Kluwer 1996
Naslag
Vakstudie Algemeen Deel, Het beroep op de rechtbank
Vakstudie Algemeen Deel, Proceskostenvergoeding
Verwante onderwerpen
Thema: Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming
Thema: Navordering
Thema: Informatiebeschikking: stand van zaken
Thema: Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil
Modellen
Fiscale Modellen I.A.14 Beroepschrift tegen uitspraak op bezwaar
Fiscale Modellen I.A.12c Ingebrekestelling
Modellen voor de Rechtspraktijk VII.1.7.1 Verzoek om voorlopige voorziening in zaken waarin de rechtbank in eerste aanleg bevoegd is of kan worden