Vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen

Vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen

Mr. dr. Charlie Bruijsten

id-5929d8e2-5de9-4ddd-a39f-7e4dbee93809

Verbonden aan Bureau Vaktechniek van EY Belastingadviseurs

Overheidsondernemingen zijn belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Onder voorwaarden kunnen zij gebruik maken van een specifieke of een algemene vrijstelling.

In dit thema wordt de vennootschapsbelastingplicht van overheidsondernemingen besproken. U krijgt antwoord op de volgende vragen:

Aan de hand van welke criteria wordt getoetst of sprake is van een overheidsonderneming die onder de vennootschapsbelasting valt?

Hoe vindt de afbakening tussen de ondernemingssfeer en de niet-ondernemingssfeer plaats?

Welke vrijstellingen zijn er?

Vpb-plicht

Directe overheidsondernemingen zijn belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Dit betekent dat publiekrechtelijke rechtspersonen, zoals gemeenten en provincies, Vpb-plichtig zijn voor zover zij een onderneming drijven. Hetzelfde geldt voor stichtingen en verenigingen van publiekrechtelijke rechtspersonen. Ook die zijn belastingplichtig voor zover zij een onderneming drijven. Er wordt een onderneming gedreven indien sprake is van een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal waarmee wordt deelgenomen aan het economisch verkeer met het oogmerk om winst te behalen. Dat winstoogmerk wordt overigens aanwezig geacht bij structurele overschotten.

Overheidsondernemingen die zijn ondergebracht in een bv of nv (indirecte overheidsondernemingen) zijn integraal belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.

Vrijstellingen

De bedoeling is om alleen die activiteiten te belasten waarmee (potentieel) in concurrentie wordt getreden met private ondernemingen. Om die reden zijn diverse vrijstellingen opgenomen in de Wet op de vennootschapsbelasting. Zo zijn er specifieke vrijstellingen waarbij het lichaam subjectief is vrijgesteld. Ook zijn er algemene vrijstellingen waarbij de opbrengsten van bepaalde activiteiten zijn vrijgesteld, zoals bijvoorbeeld activiteiten verricht in verband met de uitoefening van een overheidstaak of van een publiekrechtelijke bevoegdheid.

Documenten bij dit thema

Art. 2, lid 1, onderdeel g Wet Vpb 1969

Art. 2, lid 2 Wet Vpb 1969

Art. 2, lid 11 Wet Vbp 1969

Art. 4 Wet Vpb 1969

Art. 6b Wet Vpb 1969

Art. 6c Wet Vpb 1969

Art. 8e Wet Vpb 1969

Art. 8f Wet Vpb 1969

Art. 8g Wet Vpb 1969

Art. 33 Wet Vpb 1969

Art. VII Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen

Besluit onderwijsvrijstelling en objectvrijstellingen, Besluit van 9 juli 2019, ​nr. 2019-93725​, Stcrt. 2019, 39948

HR 4 november 2022, nr. 21/02980, ECLI:NL:HR:2022:1578, BNB 2023/12, V-N 2022/49.8, TaxVisions editie 11 november 2022

Rechtbank Den Haag 14 november 2022, nr. AWB 20/6221, ECLI:NL:RBDHA:2022:11977, V-N 2023/3.2.3

E.J.W. Heithuis (red.), Compendium Vennootschapsbelasting, Deventer: Wolters Kluwer 2023, par. 2.3.3.2

G.J.W. de Ruiter, De belastingplicht van overheidsondernemingen vanuit theorie en praktijk nader bezien (deel 1), NTFR Beschouwingen 2020/40

G.J.W. de Ruiter, De belastingplicht van overheidsondernemingen vanuit theorie en praktijk nader bezien (deel 2), NTFR Beschouwingen 2020/43

De fiscale openingsbalans voor overheidsondernemingen, M.F. van Brummen, WFR 2019/140

Feiten en omstandigheden bij het opstellen van een fiscale openingsbalans, J.M. Van der Heijden en A.O. Lubbers, WFR 2017/110

Totaalwinstperikelen bij overheidsondernemingen, M.M. Bavinck en C.L. Gosen, in: C. Maas en L.J.A. Pieterse, Systeem en symmetrie, Bavinck-bundel, Deventer: Wolters Kluwer, 2016, WFR 2016/200

De (on)belaste overheid, H.P.A.M. Arendonk, MBB 2016/5/47806

VPB-plicht van overheidsondernemingen, S.A. Stevens, TFO 138.1

Cursus Belastingrecht, Vpb.1.0.3.Q Overheidsondernemingen (art. 2 lid 1 onderdeel g)

Vakstudie Vennootschapsbelasting, art. 2 Wet op de vennootschapsbelasting 1969, aant. 21-23

Thema: Vennootschapsbelastingplicht van stichtingen en verenigingen