Einde inhoudsopgave
Resolutie fiscale eenheid, afdoening verzoeken om fiscale eenheid door inspecteurs
Bijlage X Modelbeschikking
Geldend
Geldend vanaf 15-12-2000
- Bronpublicatie:
15-12-2000, Infobulletin 2000, 000 (uitgifte: 01-01-2000, regelingnummer: CPP2000/2182M)
- Inwerkingtreding
15-12-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2000, Infobulletin 2000, 000 (uitgifte: 01-01-2000, regelingnummer: CPP2000/2182M)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Voeging van een artikel X-energielichaam
Belastingdienst/<eenheid> Beschikking
<adresseergegevens> Datum:
De Inspecteur van de Belastingdienst/<aanduiding eenheid + plaats,>
Beschikkende op het verzoek van <naam indiener verzoek> te <plaats> van <datum>, kenmerk <nummer>, inzake de toepassing van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 op de moedermaatschappij:
- 1.
<naam moedermaatschappij (LVN)> te <vestigingsplaats> en de dochtermaatschappij(en):
- 2a.
<naam dochtermaatschappij (LVN)> te <vestigingsplaats>;
- 2b.
<naam dochtermaatschappij (LVN)> te <vestigingsplaats>:
Gelet op artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
BESLUIT:
Het verzoek van de hiervoor genoemde lichamen in te willigen met ingang van <ingangsdatum>, onder de volgende voorwaarden.
VOORWAARDEN:
Aan de inwilliging van het verzoek zijn voorwaarden verbonden. Deze zijn vermeld in bijlage <A6 B6 C6 D6> die deel uitmaakt van deze beschikking, met dien verstande dat deze voorwaarden zijn gewijzigd en aangevuld als volgt:
- —
voorwaarde 3g. in bijlage <A6 B6 C6 D6> wordt gewijzigd en luidt thans als volgt:
Indien tot het vermogen van een moedermaatschappij dan wel een dochtermaatschappij een deelneming behoort waarvan op het tijdstip waarop de moedermaatschappij in het bezit is gekomen van alle aandelen in de dochtermaatschappij de onderneming geheel of nagenoeg geheel is gestaakt, dan wel daartoe besloten is, wordt een liquidatieverlies uit hoofde van die deelneming bij de bepaling van de winst van de combinatie slechts in aanmerking genomen tot het bedrag van de (overige) winst van de combinatie dat aan de moedermaatschappij respectievelijk de dochtermaatschappij is toe te rekenen. Het op grond van het voorgaande in een jaar niet in aanmerking genomen bedrag is voorwaarts verrekenbaar met de winst van de combinatie van de daaropvolgende jaren, voor zover deze met inachtneming van het vorenstaande, is toe te rekenen aan de moedermaatschappij respectievelijk de dochtermaatschappij.
Op verzoek kan een onverrekend bedrag als liquidatieverlies in mindering worden gebracht op en ten hoogste tot de positief belastbare bedragen van de moedermaatschappij respectievelijk de dochtermaatschappij van de drie voorafgaande jaren in de volgorde waarin deze zijn ontstaan. Hierbij dient tevens de winstsplitsing op basis van de eerste volzin in acht te worden genomen.
Voorzover een liquidatieverlies in een voorafgaand jaar op het belastbare bedrag in mindering wordt gebracht, zal de aanslag over dat jaar worden herzien. Over het bedrag van de herziening wordt geen heffingsrente vergoed;
- —
voorwaarde 14. in bijlage <A6 B6> wordt tussen de eerste en de tweede volzin als volgt aangevuld:
Het vorenstaande vindt geen toepassing voor zover belastingplichtige aannemelijk maakt dat sprake is van realisatie van stille reserves inclusief goodwill die niet aanwezig waren op het overdrachtstijdstip;
- —
voorwaarde 15.a. in bijlage <A6 B6> wordt als volgt aangevuld:
Het vorenstaande vindt geen toepassing met betrekking tot vóór het verenigingstijdstip door de dochtermaatschappij geleden verliezen en vóór het verenigingstijdstip bij haar ontstane nog te verrekenen investeringsbijdragen, voor zover de dochtermaatschappij aannemelijk maakt dat de transactie als bedoeld in voorwaarde 16 niet van invloed is geweest op de door de dochter via realisatie van stille reserves inclusief goodwill behaalde winst;
- —
voorwaarde 19. in bijlage <A6 B6 C6 D6> vervalt;
- —
voorwaarde 20. wordt in de bijlage <A6 B6 C6 D6> opgenomen:
In de gestelde voorwaarden wordt onder artikel 11 (investeringsaftrek) en artikel 11a (desinvesteringsbijtelling) van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 mede begrepen artikel 3.40 en artikel 3.47 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en wordt onder een reserve als bedoeld in artikel 1314 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 mede begrepen een reserve in de zin van artikel 3.53, eerste lid, onderdeel a respectievelijk 3.53, eerste lid, onderdeel b van de Wet inkomstenbelasting 2001;
- —
voorwaarde 21 wordt in bijlage <A6 B6 C6 D6> opgenomen:
In deze voorwaarde wordt verstaan onder:
Wet van 18 december 1997: de wet van 18 december 1997, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. 1998 (fiscale milieuversterking) (Stb. 732);
artikel X-energielichaam: een in artikel X, tweede lid, van de Wet van 18 december 1997 aangeduid lichaam;
standaardvoorwaarde: de desbetreffende standaardvoorwaarde fiscale eenheid conform het Besluit van 30 september 1991, nr. DB91/2309 (BNB 1991/329), zoals gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant van 30 september 1991, nr. 189;
overgangsperiode: de overgangsperiode van artikel X, eerste lid, van de Wet van 18 december 1997;
Wet Vpb: Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
voorvoegingsverlies: het vóór ingang van de fiscale eenheid door een maatschappij geleden verlies;
voorvoegingswinst: de vóór ingang van de fiscale eenheid door een maatschappij behaalde winst;
structurele tarief: het in artikel 22 van de Wet Vpb opgenomen tarief;
overgangstarief: het in artikel X, eerste lid, van de Wet van 18 december 1997 opgenomen nihiltarief.
- a.
Alvorens de winst van de combinatie te bepalen, wordt de winst van het artikel X-energielichaam berekend alsof dat lichaam zelfstandig belastingplichtig is. Bij deze berekening wordt slechts winst in aanmerking genomen voor zover deze als zodanig bij de combinatie tot uitdrukking zou komen. Voor zover op de aldus bepaalde winst bij zelfstandige belastingplicht het overgangstarief van toepassing zou zijn, wordt deze winst op nihil gesteld.
Op de winst van de combinatie is het structurele tarief van toepassing.
- b.
De winst die overeenkomstig het bepaalde in onderdeel a. op nihil wordt gesteld, wordt extra-comptabel bijgehouden.
- c.
Na afloop van de overgangsperiode wordt het gezamenlijk bedrag van de winsten als bedoeld in onderdeel b., als dit negatief is, aangemerkt als een voorvoegingsverlies van de desbetreffende maatschappij en toegerekend aan het laatste jaar van de voor die maatschappij geldende overgangsperiode. Dit voorvoegingsverlies wordt verrekend met in jaren na de overgangsperiode behaalde combinatiewinsten op dezelfde wijze als omschreven in standaardvoorwaarde 3.a.
- d.
Na afloop van de overgangsperiode wordt het gezamenlijk bedrag van de winsten als bedoeld in onderdeel b., als dit positief is, aangemerkt als voorvoegingswinst van de desbetreffende maatschappij, met dien verstande dat die winst zoveel mogelijk wordt toegerekend aan de laatste jaren waarin de winsten zijn ontstaan. Met deze voorvoegingswinst worden in de jaren na de overgangsperiode geleden combinatieverliezen verrekend op dezelfde wijze als omschreven in standaardvoorwaarde 3.a.
- e.
Indien voor afloop van de overgangsperiode het splitsingstijdstip aanbreekt ten aanzien van een als dochtermaatschappij gevoegd artikel X-energielichaam, wordt het gezamenlijk bedrag van de winsten als bedoeld in onderdeel b., in afwijking van het bepaalde in artikel 15 van de Wet Vpb en standaardvoorwaarde 15.a., aangemerkt als verlies c.q. winst van het te ontvoegen artikel X-energielichaam, en wordt dit verlies c.q. deze winst toegerekend aan jaren met inachtneming van hetgeen is opgenomen in onderdeel c. en d. hiervóór.
- f.
Indien voor afloop van de overgangsperiode een artikel X-energielichaam moedermaatschappij van de combinatie is, en splitsing ten aanzien van een dochtermaatschappij ertoe leidt dat geen andere maatschappij meer gevoegd is met het artikel X-energielichaam:
- 1.
wordt het gezamenlijk bedrag van de winsten als bedoeld in onderdeel b. aangemerkt als voorvoegingsverlies c.q. -winst van het artikel X-energielichaam van het aan het verenigingstijdstip voorafgaande jaar, met dien verstande dat de verrekening met deze voorvoegingswinst van verliezen behaald door dit lichaam in de drie jaren volgende op vorenbedoeld splitsingstijdstip plaatsvindt met inachtneming van het bepaalde in artikel X, vijfde lid, van de Wet van 18 december 1997;
- 2.
kunnen de combinatieresultaten over eerdere jaren, voor zover die zijn toe te rekenen aan tot de combinatie behoord hebbende dochtermaatschappijen, niet worden verrekend met de winst van het artikel X-energielichaam in latere jaren, behoudens voor zover op die winst het structurele tarief van toepassing is.
- g.
Indien een tot de fiscale eenheid behorende maatschappij vermogensbestanddelen waarin een meerwaarde aanwezig is, overdraagt aan een tot de fiscale eenheid behorend artikel X-energielichaam, is op de met dat vermogensbestanddeel behaalde winst, voor zover die betrekking heeft op de bij de overdracht aanwezige meerwaarde en waarop bij het artikel X-energielichaam het overgangstarief van toepassing zou zijn, gedurende de overgangsperiode het structurele tarief van toepassing, tenzij op de met dat vermogensbestanddeel behaalde winst bij de overdragende maatschappij het overgangstarief van toepassing zou zijn. Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een bedrijfsmiddel ingeval het artikel X-energielichaam hierop in mindering heeft gebracht een vervangingsreserve die door een ander tot de fiscale eenheid behorend of behoord hebbend lichaam is gevormd, en eveneens met betrekking tot een vervangingsreserve bij het artikel X-energielichaam, ingeval die reserve betrekking heeft op een boekwinst die door een ander tot de fiscale eenheid behoord of behoord hebbend lichaam is behaald.
- h.
Onderdeel a. vervalt ten aanzien van een maatschappij met ingang van het jaar waarin het desbetreffende artikel X-energielichaam niet meer voldoet aan het gestelde in artikel X, tweede lid, onderdelen a. of b., van de Wet van 18 december 1997. In dat geval zijn de onderdelen c. en d. hiervóór van overeenkomstige toepassing;
- —
<eventueel andere gewijzigde/aanvullende voorwaarde(n)>.
Belastingdienst/<aanduiding eenheid + plaats>
De Inspecteur,
namens deze
…………
Dit is een voor bezwaar vatbare beschikking. Als u het niet eens bent met deze beschikking kunt u binnen zes weken na dagtekening van deze beschikking een bezwaarschrift indienen bij de Belastingdienst. Het postadres staat op deze beschikking.
Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het binnen de bezwaartermijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan één week na afloop van de termijn is ontvangen.
Bijlagen:
voorwaarden
<indien van toepassing: formulier 064.2Z*1PL>