Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
04-02-2016, Stb. 2016, 56 (uitgifte: 16-02-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-02-2016, Stb. 2016, 56 (uitgifte: 16-02-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Tenzij bij ministeriële regeling in verband met een toepasselijk Europees steunkader een specifieke wijze van berekening van de subsidiabele kosten is aangewezen, kiest de aanvrager voor de berekening van de subsidiabele kosten uit:
- a.
de integrale kostensystematiek, opgenomen in artikel 12,
- b.
de loonkosten plus vaste-opslag-systematiek, opgenomen in artikel 13, of
- c.
de vaste-uurtarief-systematiek, opgenomen in artikel 14.
2.
De subsidiabele kosten worden berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.
3.
De kosten van aangeschafte apparatuur en verbruikte materialen en hulpmiddelen worden berekend op basis van historische aanschafprijzen.
4.
Indien het aantal direct productieve uren niet blijkt uit de methode, bedoeld in het tweede lid, wordt het aantal direct productieve uren voor een fulltime dienstverband gesteld op 1650 uur.