Einde inhoudsopgave
Wet op de rechterlijke organisatie
Artikel 111 [Hoofd parket bij de Hoge Raad. Taken procureur-generaal]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2002
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing met aanpassing van de nummering van de artikelen, hoofdstukken en paragrafen.
- Bronpublicatie:
21-12-2001, Stb. 2002, 1 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
06-12-2001, Stb. 2001, 582 (uitgifte: 18-12-2001, kamerstukken: 27181)
- Inwerkingtreding
01-01-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2001, Stb. 2002, 1 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
10-12-2001, Stb. 2001, 621 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen (V)
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Er is een parket bij de Hoge Raad, aan het hoofd waarvan de procureur-generaal bij de Hoge Raad staat.
2.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad is belast met:
- a.
de vervolging van ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen begaan door de leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen;
- b.
het nemen van aan de Hoge Raad uit te brengen conclusies in de bij de wet bepaalde gevallen;
- c.
de instelling van cassatie ‘in het belang der wet’;
- d.
de instelling van vorderingen tot het door de Hoge Raad nemen van beslissingen als bedoeld in hoofdstuk 6A van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
3.
In de gevallen waarin de Hoge Raad ten principale recht doet, neemt de procureur-generaal bij de Hoge Raad de taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie, bedoeld in artikel 125, waar.
4.
Bij de wet kan de procureur-generaal bij de Hoge Raad ook met andere taken worden belast.
5.
De bevoegdheden van de procureur-generaal kunnen, tenzij de aard van de bevoegdheden zich daartegen verzet, mede worden uitgeoefend door de plaatsvervangend procureur-generaal en door advocaten-generaal.