Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikel 507 [Prijsverhoging]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
06-12-2017, Stb. 2018, 2 (uitgifte: 12-01-2018, kamerstukken: 34688)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-12-2017, Stb. 2018, 2 (uitgifte: 12-01-2018, kamerstukken: 34688)
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
De prijzen kunnen na de sluiting van de pakketreisovereenkomst alleen worden verhoogd indien de overeenkomst daar uitdrukkelijk in voorziet, aangeeft hoe de prijsherzieningen moeten worden berekend en vermeldt dat de reiziger op grond van lid 5 recht heeft op een prijsverlaging.
2.
Prijsverhogingen zijn alleen toegestaan als rechtstreeks gevolg van veranderingen in:
- a)
de prijs van personenvervoer die is toe te schrijven aan de toegenomen kostprijs van brandstof of van andere energiebronnen;
- b)
de hoogte van belastingen of vergoedingen over de in de overeenkomst begrepen reisdiensten, die worden geheven door niet direct bij de uitvoering van de pakketreis betrokken derden, met inbegrip van toeristenbelastingen, landingsrechten en vertrek- of aankomstbelasting in havens en op vliegvelden; of
- c)
de wisselkoersen die voor de pakketreis van belang zijn.
3.
Indien de in lid 1 en 2 bedoelde prijsverhoging meer dan 8% van de prijs van de pakketreis bedraagt, is artikel 508, lid 2 tot en met 5, van toepassing.
4.
Ongeacht de omvang ervan is een prijsverhoging alleen mogelijk indien de organisator de reiziger daarvan uiterlijk twintig dagen vóór het begin van de pakketreis via een duurzame gegevensdrager en op een duidelijke en begrijpelijke manier in kennis stelt, met opgave van de redenen voor die prijsverhoging en een berekening.
5.
Indien de pakketreisovereenkomst voorziet in de mogelijkheid van prijsverhogingen, heeft de reiziger recht op een prijsverlaging die overeenstemt met elke daling van de in lid 2, onderdelen a, b en c, bedoelde kosten die zich na de sluiting van de overeenkomst en vóór het begin van de pakketreis voordoet.
6.
In geval van een prijsverlaging heeft de organisator het recht de werkelijk gemaakte administratieve kosten af te trekken van de aan de reiziger verschuldigde terugbetaling. De organisator bewijst die administratieve kosten op verzoek van de reiziger.