Einde inhoudsopgave
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
Artikel 6 [Uitsluitingsgronden]
Geldend
Geldend van 11-10-2024 tot 01-01-2038. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
02-10-2024, Stb. 2024, 277 (uitgifte: 10-10-2024, kamerstukken: 36506)
- Inwerkingtreding
11-10-2024, terugwerkend tot: 01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-10-2024, Stb. 2024, 277 (uitgifte: 10-10-2024, kamerstukken: 36506)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Voor het recht op uitkering gelden de volgende uitsluitingsgronden:
- a.
het buiten Nederland wonen of verblijf houden anders dan wegens vakantie;
- b.
het niet rechtmatig verblijf houden in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000;
- c.
het rechtens zijn vrijheid zijn ontnomen;
- d.
het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;
- e.
het genieten van vakantie;
- f.
het bereiken of bereikt hebben van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;
- g.
een uitreiziger zijn.
2.
Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing ten aanzien van de persoon die gedurende het buitenlands verblijf meewerkt aan activiteiten die bevorderlijk zijn voor zijn inschakeling in de arbeid, mits:
- a.
die activiteiten niet langer duren dan zes maanden;
- b.
die activiteiten blijkens een intentieverklaring een reëel uitzicht bieden op een aansluitende dienstbetrekking voor ten minste zes maanden;
- c.
die activiteiten plaatsvinden in een lidstaat van de Europese Unie, in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland; en
- d.
het bedrag dat het UWV is verschuldigd ter zake van die activiteiten niet hoger is dan het op grond van artikel 4.2, derde lid, van het Besluit SUWI vastgestelde bedrag.
3.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder intentieverklaring verstaan: een ondertekende verklaring waarin de ondertekenaar aangeeft dat hij het voornemen heeft om een persoon die meewerkt aan activiteiten die bevorderlijk zijn voor zijn inschakeling in de arbeid, na afloop van die activiteiten in dienst te nemen.
4.
Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt buiten een penitentiaire inrichting of een instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor gevallen waarin toepassing van het eerste lid, onderdelen a tot en met e en onderdeel g, tot onbillijkheden zou kunnen leiden, op grond waarvan die onderdelen niet van toepassing zijn.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
- a.
het begrip vakantie genieten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e;
- b.
de vaststelling van de periode gedurende welke de aanvrager of uitkeringsgerechtigde in afwijking van het eerste lid, onderdeel e, met behoud van zijn recht op uitkering vakantie kan genieten.